Tripgemaal, Gersloot
Inleiding
Het Trip-GEMAAL uit 1876 vormt samen met de bijbehorende machinistenwoning een complex. In 1875 werden plannen en voorbereidingen gemaakt voor de inpoldering van de polders van het Zesde en Zevende Veendistrict, thans onderdeel van het waterschap Boarnferd, met een totale oppervlakte van 3828 ha. Het stroomkanaal werd gegraven door bestaande wijken te verbreden en op het talud van de polderdijk werd een stoomvijzelgemaal gebouwd naar ontwerp van de architecten W.C. en K. de Wit uit Amsterdam en in een Ambachtelijk-traditionele bouwtrant uitgevoerd door Berend Jelles Overwijk uit De Knipe. Het gemaal verving drie van de negen poldermolens. De bemalingscapaciteit en de krachtbron werden diverse malen gewijzigd: in 1905, in 1906, in 1926 en het laatst in 1932. Toen is ook de werkplaats geheel gewijzigd door de inpandige installatie van een transformator. De zuiggasmotor werd vervangen door een elektrische installatie: daaraan herinnert een gedenksteen in de pomphal. Het gemaal bestaat uit twee geschakelde maar ten opzichte van elkaar verspringende bouwvolumes die voorheen verschillende functies bevatten: de bemalingsinrichting en de werkplaats. De bemalingsinrichting is het grote hoofdvolume, de werkplaats had een ondergeschikte functie: deze lijkt aangebouwd en is kleiner van proporties. Het gemaal is vernoemd naar de familie Trip die drie generaties lang de machinisten van het gemaal waren. Het gemaal is in 1996 uitgebreid aan de zuidoostzijde met een haaks op het gemaal geprojecteerd bouwvolume. Bij deze gelegenheid zijn in het achterste dakschild twee dakkapellen aangebracht. De nieuwbouw, de buiten de bescherming van rijkswege valt, is met het gemaal verbonden middels een doorbraak ter plaatse van een raam. Voor de realisering van de uitbreiding is de kolk marginaal versmald. Het gemaal is buiten werking en is in de jaren 1989-1990 gerestaureerd.
Omschrijving
De plattegrond van het gemaal vertoont een verspringing bij de aanzet van de werkplaats, waarlangs de bouwvolumes ten opzichte van elkaar verschoven lijken. Beide volumes zijn één bouwlaag hoog en opgetrokken in bruine bakstenen verlevendigd met tectonische decoraties in rode strengpersbakstenen: de pomphal is hoger dan de werkplaats. De pomphal wordt gedekt door een schilddak; de werkplaats heeft een zadeldak waarvan het achterste dakschild doorloopt in het dakschild van het hoofvolume; beide daken zijn gedekt met rode ongeglazuurde Friese pannen. De (west-) voorgevel van de pomphal is geleed door vier lisenen, oprijzend vanuit een plint met rode afgeschuinde strengpersbakstenen die doorlopen in een gevellijst, waardoor er drie spaarvelden ontstaan. In het midden is een opgeklampte dubbele toegangsdeur met aan weerszijden luchtroosters. In de spaarvelden aan weerszijden zijn drielichtvensters met zesruits bovenlichten en negenruits ondervensters. Zowel de deur als de ramen zijn onder een anderhalf steens rode strengpersstenen strek. In de voorgevel van de werkplaats zijn twee ijzeren meerruits segmentboogvensters onder een rode strengpersbakstenen rollaag en een nieuwe opgeklampte dubbele deur onder een streklaag. Op de hoek van de west- en de zuidgevel hangt een buitenlantaarn. De zuidgevel van de werkplaats is blind. De oostgevels zijn ten opzichte van elkaar verschoven en zijn enigszins gewijzigd als gevolg van de inpandige verbouwing ten behoeve van een trafo. De inpandige trafo is voorzien van glazen 'bouwstenen' lichtsleuven en een deur. De oostgevel van de pomphal is geleed als de westzijde, maar met twee spaarvelden: één ervan bevat een drielichtvenster, de andere een driezijdig uitgebouwd portaal onder plat dak met een deur. Onder het raam is een gedenksteen ter gelegenheid van de eerste steenlegging op 24 oktober 1876. Op de hoek van oost- en noordgevel hangt een buitenlantaarn. In de noordgevel zijn drie drielichtvensters aangebracht.
De kolkwanden -met een ijzeren hekwerk- van de dubbele waterinlaat zijn van beton op een bakstenen onderbouw. Via een betonnen trap is het mogelijk het lager gelegen bordes tussen beide kolken te bereiken en vandaar de ijzeren loopgang langs de krooshekken. Op de wand van de zuidelijke kolkmuur is een houten peilschaal bevestigd. De uitstort heeft eveneens een betonnen wand met een ijzeren hekwerk erop.
Het INTERIEUR wordt overkapt met een houten hangspantconstructie; de lambrizering van de wanden is betegeld evenals de vloeren. De bemalingsinstallatie bestaat uit twee centrifugaalpompen: de oudste uit 1906 van de fa. L. Smulders & Co. (later 'Jaffa') uit Utrecht van 1906 en de tweede van de fa. Gebr. Stork uit Hengelo van 1926. Beide pompen kunnen worden aangedreven door alhier herplaatste open elektromotoren afkomstig uit De Rijp (NH) van 1915. De werkplaats bevat onder meer een kantoor.
Waardering
Het gemaal is van algemeen cultuurhistorisch en architectonisch belang:
- als bijzondere uitdrukking van de landschappelijke ontwikkeling,
- wegens de redelijke mate van esthetische kwaliteit van het ontwerp,
- wegens de hoge mate van belang van het object i.v.m. de situering, verbonden met de ontwikkeling van de streek,
- wegens de redelijke mate van kwaliteit van de bebouwing en de historisch ruimtelijke relatie met het landschap, de bodemgesteldheid en de waterwegen,
- wegens de vrij hoge mate van gaafheid van zowel interieur- onderdelen als machinerieën,
- wegens de vrij hoge mate van architectonische gaafheid.
Monumenten.nl maakt u wegwijs in monumentenland
Alles over monumenten onder één dak.
Een monument kopen, onderhouden of verduurzamen? Hier vindt u alle informatie, inspiratie en praktische tips.
Locatie
Inleiding
Het GEMAAL uit 1876 in Ambachtelijk-traditionele bouwtrant en de MACHINISTENWONING in Overgangsstijl uit 1915 vormen een complex dat verband houdt met de inpolderingsgeschiedenis van het Zesde en Zevende Veendistrict, thans onderdeel van het waterschap Boarnferd, met een oppervlakte van 3828 ha. Het Veendistrict strekte zich uit over delen van de huidige gemeenten Heerenveen en Opsterland. In de grietenij Aengwirden, thans deel van de gemeente Heerenveen, werden de laagveengebieden volgens de Gieterse methode (uitbaggeren, de zgn. natte vervening) ontgraven voor de bereiding van turf. Daarbij ontstonden diepe en uitgestrekte plassen. Omstreeks 1850 bestond Aengwirden voor meer dan de helft uit water. De verveningen ten noordoosten van de Oudewegsterpolder (1776) in het dorpsgebied bij Gersloot dateren van 1852. Uit de aanvangstijd dateren de polderdijken die in 1853-1854 waren aangelegd. In 1875 werden plannen en voorbereidingen gemaakt voor de inpoldering: het stroomkanaal werd gegraven, via welke het water werd onttrokken aan de veenpolder om door een gemaal te worden uitgeslagen op de Ringvaart. Het gemaal werd gelokaliseerd op het talud van de polderdijk en werd ontworpen door W.C. en K. de Wit uit Amsterdam en gebouwd door Berend Jelles Overwijk uit De Knipe in 1876; het verving drie van de negen poldermolens. Het oostelijke deel van de veenpolder lag in 1884 droog; het westelijke in 1889. Na de eerste vergrotingen van de bemalingscapaciteit in 1905, werden alle overige molens in 1911 verkocht. De laatste wijziging in de bemalingsinstallatie vond plaats in 1932, de bemaling werd aangedreven door elektromotoren. Het gemaal is vernoemd naar de familie die er drie generaties aaneen machinist waren.
De eenvoudige machinistenwoning werd in 1915 ten noorden van het gemaal gebouwd op een ruim eigen perceel, eveneens aan het talud van de polderdijk, in Overgangsstijl met Chaletachtige-motieven. De woonkamer is georiënteerd op het gemaal.
Waardering
Het gemaal uit 1876 en de machinistenwoning uit 1915 zijn van algemeen cultuurhistorisch en architectonisch belang:
- als bijzondere uitdrukking van de landschappelijke ontwikkeling,
- vanwege de redelijke mate van esthetische kwaliteit van de ontwerpen, m.n. dat van het woonhuis,
- vanwege de hoge mate van belang van het object wegens de situering, verbonden met de ontwikkeling van de streek,
- wegens de redelijke mate van kwaliteit van de bebouwing en de historisch ruimtelijke relatie met het landschap, de bodemgesteldheid en de waterwegen,
- wegens de hoge mate van architectonische gaafheid van het complex en de onderdelen van het complex.
Eigenschappen
Functie | Hoofdcategorie | Subcategorie | Functietype | Is hoofdfunctie |
---|---|---|---|---|
Gemaal(M3) | Boerderijen, molens en bedrijven | Gemaal (M) | oorspronkelijke functie | Ja |
Straat | Getal | Achtervoegsel | Postcode | Plaats | Locatie | Situatie | Is hoofdadres |
---|---|---|---|---|---|---|---|
Hooivaartsweg | 14 | – | 8457 EE | Gersloot | – | – | Ja |
Kadastraal perceel | Kadastrale sectie | Kadastraal object | Appartement | Kadastrale gemeente |
---|---|---|---|---|
– | L | 231 | – | Tjalleberd |
Start | Eind | Notitie | Beschrijving |
---|---|---|---|
1876 | 1876 | – | vervaardiging |
Name | Beroep | Notitie |
---|---|---|
Wit, W.C. de ; Drenthe | architect / bouwkundige / constructeur | – |
Wit, K. de ; Drenthe | architect / bouwkundige / constructeur | – |
Overwijk, B.J. ; Drenthe | aannemer / uitvoerder | – |