Inleiding

Aan de westzijde van de Kleine Houtweg gelegen KWEKERSWONING uit 1873 met WATERPUT en REGENBAK. De Kwekerswoning bevindt zich met de nok evenwijdig aan de Kleine Houtweg. In 1995-1996 is het pand gerestaureerd waarbij onder meer de in slechte staat verkerende westgevel opnieuw werd opgetrokken en de vensters en deuren zijn vernieuwd. Oorspronkelijk was de zuidelijke helft van het pand (thans woonkeuken) in gebruik als koestal voor één of twee koeien. De stal werd echter al in 1878 verplaatst naar een nieuwe aanbouw links tegen de achtergevel (bij de restauratie afgebroken en opnieuw opgemetseld).

Omschrijving

Op rechthoekig grondplan (11,10 x 4,60 m) gebouwd woonhuis van één bouwlaag onder een met rode Hollandse pannen gedekt zadeldak evenwijdig aan de weg. Midden op de nok staat een in rode machinale baksteen gemetselde schoorsteen van na de bouwtijd. De halfsteens buitenmuren zijn boven een gecementeerde plint opgetrokken in rode handvormsteen (oorspronkelijk formaat ca. 22 x 5 cm) met platvolle voeg. Bovenlangs de voor- en achtergevel bevindt zich een blokgoot op klossen. De als tuitgevel uitgevoerde zijgevels hebben muurankers ter hoogte van de zoldervloer en de gordingen, en worden afgedekt door een rollaag. In de voorgevel (O) bevinden zich twee T-vensters. Tegen de voorgevel is rechts een vierkante regenbak gemetseld met houten deksel.

In de linkerzijgevel (Z) bevindt zich rechts de voordeur en links hiervan een tweedelige venster. Beide zijgevels hebben middenboven een luik. De rechterzijgevel (N) heeft links een schuifvenster en rechtsonder een klein kelderluik waarachter drie diefijzers. De achtergevel (W) van het woonhuis heeft ter hoogte van de stalaanbouw een origineel opgeklampt kelderluik bestaande uit drie brede delen. Door dit luik konden vanuit de aanbouw aardappels in de kelder gestort worden. De woonkamer in de rechter helft van het pand verkeert nog grotendeels in de oorspronkelijke staat. In de uit brede vertikale delen samengestelde westwand bevinden zich twee dubbele deuren waarachter een bedstede (de zuidelijke is uitgebroken), en waartussen een enkele deur die toegang geeft tot een kelderkast. Door het schuinoplopende vloerluik van de kast weg te nemen - het uit twee brede delen samengestelde luik is voorzien van twee treden om bij de bovenste legplanken in de kast te kunnen komen - bereikt men via een houten trapje van vier treden een lage halfverdiepte kelderruimte, die zich uitstrekt onder beide bedsteden en tot aan de noordgevel. De wanden van de kelder zijn gecementeerd en het vlakke plafond bestaat uit brede delen. Op de vloer liggen rode geglazuurde plavuizen. In de westwand van de kamer bevindt zich rechts nog een enkele deur waarachter een kast. Alle deuren in de westwand zijn samengesteld uit twee of drie brede delen waartegen aan de voorzijde dwars- en spiegelklampen zijn aangebracht. De woonkamer heeft evenals de woonkeuken in de linker helft van het pand een origineel balkenplafond. De zolder is voorzien van een onbeschoten sporenkap. Voor de linkerzijgevel bevindt zich een ronde gemetselde waterput met een vierkante borstwering van beton. De borstwering wordt afgesloten door een betonnen plaat waarin een rond putdeksel van verzinkt ijzer. In het interieur bevindt zich onder meer in de woonkamer een onderkelderde bedstedenwand (W) en een balkenplafond.

Waardering

Het woonhuis met bijbehorende regenbak en waterput is van algemeen belang wegens cultuur- en architectuurhistorisch waarde als merendeels gaaf bewaard gebleven kwekerswoning uit het derde kwart van de negentiende eeuw.