Duin en Kruidberg, Santpoort-Noord
Inleiding
Het HOOFDGEBOUW van het landgoed Duin en Kruidberg is tussen 1907 en 1909 gerealiseerd naar ontwerp van J.J. van Nieukerken en diens zoons M.A. en J. van Nieukerken. De architectonische stijl van het hoofdgebouw is geïnspireerd op de architectuur van de Hollandse renaissance en kan derhalve omschreven worden als neo-Hollandse renaissance. Het gerealiseerde gebouw wijkt overigens enigzins af van de ontwerptekening uit 1907. De zuidzijde van het hoofdgebouw is vanwege de liggging aan de vijver en de relatie tot de zichtassen de belangrijkste gevel. Het rijke interieur is, afgezien van de door een Engelse firma ingerichte biljartzaal, eveneens grotendeels door de Van Nieukerkens ontworpen. Aan de uitvoering werkten verschillende kunstenaars mee, waaronder de beeldhouwers M. Hack (Amsterdam), A. Alexander (Den Haag), L. Vreugde (Haarlem), en de Amsterdamse siersmid A.J. Dingmans. Van de in 1909 gesloopte villa Duin en Berg werden verschillende interieuronderdelen hergebruikt, met name de schouwen en de lambriseringen.
N.B. Het ondergrondse zalencomplex (XXd) aan de zuidzijde van het hoofdgebouw maakt geen deel uit van de bescherming.
Omschrijving
Het hoofdgebouw van het landgoed Duin en Kruidberg is ontworpen op een vrij grondplan dat oost-west georiënteerd is. Het hoofdgebouw bestaat overwegend uit een souterrain, parterre, één à twee verdiepingen en een kapverdieping met kleine dakkapellen. De verschillende volumes van het gebouw zijn asymetrisch ten opzichte van elkaar geplaatst, maar de constituerende onderdelen hebben, een enkele uitzondering daar gelaten, een symmetrische gevelopbouw. De samengestelde kap van het hoofdgebouw bestaat uit een primair oost-west gericht zadeldak dat gecombineerd wordt met noord-zuid gerichte zadel-, schild- en tentdaken. De daklijn wordt op het oosten en het westen doorsneden worden door een toren. De toren op het oosten wordt bekroond met een Wels helmdak. De toren aan de westzijde is lager dan de toren aan de oostzijde. Het dak is bedekt met leien in Maasdekking. De muren zijn opgetrokken in rode baksteen. Aan de gevels zijn, ter hoogte van de plaats waar zich normaliter gesproken de vloerbalken bevinden, sierankers geplaatst. De vorm van de geveltoppen van de risalieten is ontstaan uit het samenbrengen van verschillende typen Hollandse topgevels. De vorm die in het ontwerp prevaleert laat zich omschrijven als een combinatie van een in- en uitgezwenkte topgevel en een schoudergevel. De ramen worden veelal afgesloten met luiken waarop een groene rand is geschilderd met daarbinnen een liggend rood-wit zandlopermotief. Voor de kleine dakkapellen zijn luiken aangebracht die met een rood-wit vlindermotief zijn beschilderd. De kleine dakkapellen zijn allen bekroond met een kleine spits. De grote dakkapellen op de kapverdieping zijn vormgegeven als de hals van een halsgevel die bekroond wordt met een gebogen fronton. Het fronton is geplaatst op een verkleinde weergave van de in- en uitgezwenkte topgevels van de risalieten. De vensters in de grote dakkapel zijn overwegend vensters met een houten kruiskozijn waarvan de onderste helft kan worden afgesloten met twee luiken. De luiken zijn gesierd met het al eerder genoemde zandlopermotief. De overige vensters in het gebouw zijn, vrijwel zonder uitzondering, geplaatst in een natuurstenen raamwerk dat overspannen wordt door een natuurstenen latei waarboven zich een ontlastingsboog bevindt die geaccentueerd wordt door het gebruik van gele baksteen. Alle vensters in het hoofdgebouw zijn kruisvensters of schuiframen met een meerruits roedenverdeling. De zuidzijde (vijverzijde) is op te delen in zes verticale geveldelen. Principaal in de zuidgevel zijn twee risalieten die bekroond worden met een samengestelde topgevel. De drie gevelvlakken ter linker- en ter rechterzijde van de twee risalieten lopen uit in een grote dakkapel. Boven dit alles stijgen de torens uit. Tevens bevindt zich aan de zuidzijde van het gebouw een terras dat omzoomd wordt door een balustrade. Het terras heeft drie op het zuiden gerichte principale opgangen welke men via het bordes kan bereiken. Het bordes gaat na de afscheiding over in een bakstenen kademuur. Het meest westelijke deel van de zuidfaçade begint bij de toren op het dak. De toren bestaat uit twee zich boven het dak verheffende bouwlagen, waarop een tentdak geplaatst is dat op het hoogste punt een vierkante schoorsteen heeft. Het tentdak heeft aan alle zijden een dakkapel. Direct onder de dakgoot zijn twee series van twee gepaarde vensters met luiken aangebracht. Op de verdieping hieronder bevinden zich twee vensters met schuiframen. Vervolgens verdwijnt het torenlichaam in het dak. De gevel hieronder bestaat uit een kapverdieping, verdieping en parterre. Op de kapverdieping is een grote dakkapel geplaatst met daarin één venster met bovenlicht dat naar voren spruit en een afsluitend luik voor het raam. Op de verdieping zijn twee vensters met luik en bovenlicht geplaatst die een deur met bovenlicht flankeren. De deur geeft toegang geeft tot het bordes dat geplaatst is boven de naar voren springende parterre. Op de parterre bevindt zich ter linkerzijde een venster met rechts daarvan een venster met luiken en kruisstijl. De gevel van de smallere risaliet ter rechterzijde ligt in het zelfde vlak als de, zojuist genoemde, naar voren geweken parterre .De risaliet bestaat uit drie bouwlagen. In de top heeft de risaliet een kruisvenster met luiken. Op de verdieping bevinden zich twee kruisvensters met luiken. Op de partere bevindt zich een groot achtruitsvenster. Het derde geveldeel wijkt terug ten opzichte van de gevel van de risaliet en bestaat uit drie bouwlagen. Dit geveldeel is op de kapverdieping getooid met een grote dakkapel met balustrades en een dakkapel met plat dak aan weeerszijden. Op de verdieping bevinden zich een drietal vensters met schuiframen en op de parterre flankeren twee grote vensters met schuiframen een renaissance ingangspartij met een deur met een halfrond boveneinde. De ingangspartij boven de deur wordt bekroond met een fronton met klauwstukken met daaronder een elipsvormig venster. De brede risaliet ter rechterzijde van dit geveldeel heeft vier bouwlagen. In de top bevindt zich een kruisvenster met luiken. Op de tweede verdieping zijn een drietal kruisvensters met luiken geplaatst. Op de eerste verdieping bevinden zich een drietal vensters met schuiframen. Op de partere bevinden zich een drietal bogen, onderling verbonden via een trekstang. De bogen zijn dichtgezet met glas. Ter rechterzijde van de brede risaliet doorbreekt een toren de kap. De toren is bekroond met een wels helmdak en bestaat uit drie bouwlagen. Het wels helmdak heeft op alle vier de windrichtingen een kleine dakkapel. Onder het dak bevinden zich op de twee van hieronder gelegen verdiepingen twee vensters per bouwlaag. Op de grens van de beide bouwlagen is een wijzerplaat geplaatst. Op de bouwlaag hieronder is in het midden een kruisvenster geplaatst. Het torenlichaam verdwijnt dan vervolgens in het dak waarna de gevel op de kapverdieping voortgezet wordt met een grote dakkapel die aan beide zijden geflankeerd is door een balustrade en een dakkapel met plat dak. Op de verdieping onder de overhangende balustrade wordt een deur geflankeerd door een tweetal vensters met schuiframen. Via de deur wordt een bordes bereikt dat geplaatst is op het dak van de parterre. De gevel van de parterre is in tegenstelling tot die van de bovenliggende verdiepingen niet teruggeweken. Op de parterre bevindt zich een groot meerruitsvenster met drie stijlen. Naast dit geveldeel is een hoektoren van vier bouwlagen gebouwd, die echter beduidend lager is dan de risaliet ter linker zijde. De hoektoren is opgetrokken onder een tentdak met kleine dakkapellen. Direct onder de goot bevinden zich twee liggende vensters en op de verdieping daaronder een venster met kruisstijl. Op de parterre bevindt zich een boog met daarachter een loggia. Tegen de noordoosthoek van de toren op het oosten is een schoorsteen geplaatst. De oostzijde bestaat uit drie verticale geveldelen, met een grote midden-risaliet. De toren op oosthoek van de zuidzijde zet zich aan de oostgevel voort en heeft een dakkapel op de kapverdieping en op de tweede verdieping twee liggende vensters, één venster op eerste verdieping en één boog op de parterre die toegang verschaft tot de, al eerder genoemde loggia. De mid-denrisaliet bestaat uit vijf bouwlagen en heeft in de top een kruisvenster met luiken, op de tweede verdieping een drietal kruisvensters met luiken en op de eerste verdieping een viertal vensters met schuiframen. Op de parterre bevindt zich geheel links een schuifraam dat geflankeerd wordt door een deur met daarvoor het doorlopende terras van de zuidzijde. Het terras breekt hierna af waardoor het souterrain, met twee van tralies voorziene vensters met middenstijl, zichtbaar wordt. Hierboven op de parterre bevindt zich een schuifraam met een natuurstenen horizontale middenstijl. Het derde geveldeel, ter rechterzijde van de middenrisaliet, is vormgegeven als een hoektoren die onder een tentdak is geplaatst en bestaat uit vier bouwlagen. De kapverdieping is kaal gelaten, op de eerste verdieping daaronder bevindt zich een schuifraam met luik. Op de partere bevindt zich een venster zonder luiken en aan het souterain bevinden zich twee getraliede vensters.
De noordzijde bestaat uit zes verticale geveldelen. Het eerste deel ter linkerzijde is de blinde met muurankers getooide zijmuur van de middenrisaliet van de oostgevel. Ter linkerzijde van de blinde wand zet de hoektoren van de oostzijde zich voort met een grote dakkapel op de kapverdieping en op de eerste verdieping een venster met luiken en op de parterre daaronder een kruisvenster met luiken. Ter linkerzijde bevindt zich de ingangspartij. De ingangspartij bestaat uit een deuropening met houten paneeldeuren die geplaatst zijn onder een tympaan met aan weerszijden halfzuilen. Direct boven de deurpartij bevinden zich een viertal vensters. Direct boven dit geveldeel is de toren met welse helm geplaatst die aan deze zijde een zestal horizontaal geplaatste vensters heeft over drie verdiepingen. Het torenlichaam verdwijnt in de langsgerichte kap. De uit vijf bouwlagen bestaande risaliet ter linker zijde van de ingang springt uit de gevel iets naar voren .In de top is de risaliet getooid met een hijsbalk. Hieronder bevindt zich een openslaand venster dat geflankeerd is door twee kleinere vensters met een luik. Op de eerste verdieping is een kruisvenster met luiken geplaatst met rechts daarvan, op een diagonale lijn, een drietal vensters met schuiframen met naar rechts oplopend formaat. Op de parterre bevindt zich ter linkerzijde een kruisvenster met luiken. Rechts, hiervan bevinden zich een tweetal gekoppelde vensters die in het bezit zijn van luiken. Aan het souterrain bevinden zich een tweetal getraliede vensters met middenstijl. Het vijfde, uit vier bouwlagen bestaande, geveldeel is geplaatst onder een tentdak. Het tentdak wordt doorbroken door een grote erker. Op de eerste verdieping bevinden zich twee vensters met middenstijl en luiken. Op de parterre zijn een drietal vensters met schuifraam geplaatst en aan het souterrain drie getraliede vensters met middenstijl waarbij voor de twee meest rechtse een hek is geplaatst. Het lagere geveldeel hiernaast bestaat uit vier bouwlagen heeft op de kapverdieping een afwijkende dakkkapel die een vergrote versie is van de kleine dakkapellen. De eerste verdieping heeft één venster met middenstijl en luiken waarvan zich ter rechterzijde een tweetal vensters met schuiframen en luiken bevinden. Op de parterre bevinden zich aan de linkerzijde een drietal smalle schuiframen, terwijl zich ter rechterzijde een kruisvenster met luiken bevindt. Aan het souterrain bevinden zich een viertal getraliede vensters met een hek ervoor. Het zevende, uit vier bouwlagen bestaande, geveldeel is een smalle risaliet die een rond venster in de top heeft en daaronder een gecombineerd venster met luiken. Op de verdieping bevinden zich twee vensters. Tevens heeft dit geveldeel een tweetal gepaarde vensters op de parterre. Aan het souterrain bevinden zich een drietal gepaarde getraliede vensters. De westzijde bestaat uit een drietal verticale geveldelen. Het geveldeel op het noorden bestaat uit drie bouwlagen. Op de kapverdieping bevindt zich een tweetal kleine dakkapellen. Op de eerste verdieping bevinden zich ter linkerzijde een tweetal gepaarde vensters en ter rechterzijde een venster met luiken. Op de parterre bevinden zich een tweetal vensters met schuif-ramen en een kruisvenster, alsmede een viertal getraliede vensters aan het souterrain. In de centrale, lichtelijk naar voren springende, torenvorm van zes bouwlagen bevinden zich op de derde verdieping een tweetal kleine vensters. Op de tweede verdieping bevinden zich een tweetal vensters met luiken en op de eerste verdieping en gedeeltelijk op de parterre een zelfde serie van twee venster. Verder bevinden zich op de parterre zelf nog een venster en een deur. Het souterrain heeft een tweetal gepaarde getraliede vensters die aan beide zijden geflankeerd worden door een kleiner getralied venster. De uit vier bouwlagen bestaande risaliet heeft in de top een rond venster. Hieronder bevindt zich een kruisvenster met luiken. Op de eerste verdieping bevindt zich in het midden een venster met middenstijl met daaronder een venster met een segmentboog. Op de parterre zijn twee vensters met schuiframen geplaatst en aan het souterrain bevinden zich een tweetal getraliede vensters. Het muurvlak van het zuidelijk geveldeel van de westzijde loopt, door het bordes dat zich aan de zuidzijde bevindt vanaf de parterrehoogte, een aantal meters door.
Het INTERIEUR van het hoofdgebouw verkeert met name voor wat betreft de parterre en het trappenhuis nog in de originele staat. Op de parterre bevinden zich onder meer een centrale hal, trappenhuis en eetzaal in neo-Hollandse renaissancestijl, een vertrek in neo-klassieke stijl à la Robert Adam, een salon in neo-Lodewijk XV-stijl, een salon in neo-Lodewijk XIV-stijl en een studeerkamer in een contemporaine decoratieve stijl (1900) à la Jacques van den Bosch.
Waardering
Het hoofdgebouw met bijbehorend interieur is van algemeen belang als historisch-functioneel hoofdonderdeel van het complex landgoed Duin en Kruidberg; als vroeg 20ste-eeuws landhuis in neo-Hollandse renaissancestijl, hoogtepunt uit het oeuvre van de architecten J.J., M.A. en J. van Nieukerken; vanwege het gaaf bewaarde interieur (parterre) dat als een gesammtkunstwerk door de architect en verschillende kunstenaars tot stand is gekomen; wegens de markante ligging binnen de tuin en parkaanleg.
Monumenten.nl maakt u wegwijs in monumentenland
Alles over monumenten onder één dak.
Een monument kopen, onderhouden of verduurzamen? Hier vindt u alle informatie, inspiratie en praktische tips.
Locatie
Inleiding
Het complex buitenplaats Duin en Kruidberg is rond 1890 gesticht door de samenvoeging van de bestaande buitenplaatsen Duin en Berg en De Kruidberg. Het huidige terrein van de buitenplaats omvat ongeveer het voormalige gebied van Duin en Berg. De belangrijkste bebouwing van Duin en Kruidberg is tussen 1895 en 1910 tot stand gekomen in opdracht van de toenmalige eigenaar Jacob Theodoor Cremer (1847-1923), president van de Nederlandsche Handel Maatschappij. Als zomerverblijf had hij de oude landgoederen Duin en Berg en De Kruidberg aangekocht. In eerste instantie liet Cremer de uit de jaren veertig van de 19de eeuw daterende villa Duin en Berg vergroten, maar in 1906 kreeg architect J.J. van Nieukerken (1854-1913) opdracht een groot nieuw landhuis te ontwerpen zodat de getrouwde kinderen van het echtpaar Cremer met hun gezin tegelijk te gast konden zijn. Na de oplevering in 1909 werd de oude villa Duin en Berg gesloopt om plaats te maken voor een door L.A. Springer ontworpen tuin in gemengde stijl. Het complex buitenplats Duin en Kruidberg bestaat uit de volgende onderdelen: het HOOFDGEBOUW (1907-1909), de in hoofdlijnen herkenbaar gebleven PARKAANLEG (1908-1912) van L.A. Springer, een voormalig STALGEBOUW annex koetshuis (1899) met aangebouwd machinegebouw (1908), een voormalige TUINMANSWONING (1895), een door J. Kuit ontworpen voormalige PORTIERSWONING (1903), een voormalige CHAUFFEURSWONING (1910) ontworpen door G. Meppeling, twee ijzeren HEKKEN uit omstreeks 1912, drie paar zandstenen HEKPIJLERS die vermoedelijk uit dezelfde tijd dateren, en een decoratieve TUINBANK uit circa 1922. Tevens zijn er in het huidige landgoed een aantal onderdelen opgenomen die van eerdere datum zijn. Dit zijn een MOESTUIN met twee bijbehorende tuinmuren, en een IJSKELDER uit 1845.
Omschrijving
Het aan de oostkant van een duinrug gesitueerde complex buitenplaats Duin en Kruidberg bevat veertien afzonderlijk te beschermen onderdelen: het aan de westzijde van de Duin en Kruidbergerweg gelegen voormalige stalgebouw annex koetshuis, circa 100 meter ten westen hiervan het hoofdgebouw met de ingang aan de noordzijde, ten zuiden van het hoofdgebouw de parkaanleg van Springer met in de as van de oorspronkelijke oprijlaan de tuinbank, ten zuiden hiervan de moestuin met bijbehorende tuinmuren, aan de oostzijde van de Duin en Kruidbergerweg en circa 250 meter zuidelijk van het stalgebouw een voormalige portierswoning, circa 100 meter zuidelijker aan de westzijde van diezelfde weg een voormalige tuinmanswoning, ruim 200 meter zuidwestelijker aan dezelfde kant van de Duin en Kruidbergerweg een voormalige chauffeurswoning, in de genoemde duinrug een ijskelder, ter weerszijden van de Duin en Kruidbergerweg twee smeedijzeren spijlenhekken en twee paar hekpijlers, en in de zuidwesthoek een derde paar hekpijlers die de toegang markeren van het oorspronkelijk bij Duin en Kruidberg horende duingebied. Het stalgebouw en de dienstwoningen zijn opgetrokken in oranjerode verblendsteen en hebben een hoogte van één bouwlaag onder een samengesteld dak gedekt met pannen (de portierswoning heeft als uitzondering een leien dak, de tuinmanswoning een zadeldak). Het in rode baksteen opgetrokken hoofdgebouw bestaat uit een souterrain, een parterre en één à twee verdiepingen onder een samengesteld dak gedekt met leien. Bij het hoofd- en het stalgebouw is natuursteen toegepast als ornament en voor constructieve onderdelen zoals dorpels en lateien.
Waardering
Het complex buitenplaats Duin en Kruidberg, bestaande uit een hoofdgebouw, drie dienstwoningen, een stalgebouw annex koetshuis, een moestuin, een ijskelder, een parkaanleg, een tuinbank, twee hekken en drie paar hekpijlers, is van algemeen belang wegens architectuurhistorische en cultuurhistorische waarde als grotendeels gaaf bewaard voorbeeld van een historisch gegroeid landgoed waarop een in neo-Hollandse renaissancestijl opgetrokken landhuis uit het eerste kwart van de 20ste eeuw en een tuinaanleg van L.A. Springer uit dezelfde periode. Het landhuis is tevens van belang als hoogtepunt uit het oeuvre van architect J.J., M.A. en J. van Nieukerken.
Eigenschappen
Functie | Hoofdcategorie | Subcategorie | Functietype | Is hoofdfunctie |
---|---|---|---|---|
Landhuis | Kastelen, landhuizen en parken | Kasteel, buitenplaats | oorspronkelijke functie | Ja |
Straat | Getal | Achtervoegsel | Postcode | Plaats | Locatie | Situatie | Is hoofdadres |
---|---|---|---|---|---|---|---|
Duin- en Kruidbergerweg | 60 | – | 2071 LE | Santpoort-Noord | – | – | Ja |
Kadastraal perceel | Kadastrale sectie | Kadastraal object | Appartement | Kadastrale gemeente |
---|---|---|---|---|
– | G | 1040 | – | Velsen |
Start | Eind | Notitie | Beschrijving |
---|---|---|---|
1907 | 1909 | – | vervaardiging |
Name | Beroep | Notitie |
---|---|---|
Nieukerken van, J.J. ; Noord-Holland | architect / bouwkundige / constructeur | – |
Nieukerken van, M.A. ; Noord-Holland | architect / bouwkundige / constructeur | – |
Nieukerken, J. van ; Noord-Holland | architect / bouwkundige / constructeur | – |
Cremer, Jacob Theodoor ; Noord-Holland | opdrachtgever | – |
Hack, M. ; Noord-Holland | beeldhouwer / steenhouwer / schrijnwerker | – |
Alexander, A. ; Noord-Holland | beeldhouwer / steenhouwer / schrijnwerker | – |
Vreugde, L. ; Noord-Holland | beeldhouwer / steenhouwer / schrijnwerker | – |
Dingmans, A.J. ; Noord-Holland | overig ambachtsoort | – |