Duin- en Kruidbergerweg 52, Santpoort-Noord
Inleiding
Voormalig STALGEBOUW annex koetshuis uit 1899, deel uitmakend van het complex landgoed Duin en Kruidberg. Door de toepassing van aan de Hollandse renaissance ontleende elementen sluit het gebouw stilistisch aan bij het hoofdgebouw. In 1908 werd het pand uitgebreid met een in dezelfde stijl opgetrokken machinegebouw ten behoeve van een accumulatorenbatterij die het hoofdgebouw voorzag van elektriciteit. Het ontwerp van de eerste bouw en de uitbreiding is vermoedelijk van de gebroeders Van Nieukerken. Het interieur bevat een uit 1901 daterend schouwstuk van de schilder H. van Marke. In 1920 zijn de stallen in opdracht van J.T. Cremer omgebouwd tot woningen. Ook in 1953 en 1968 hebben enige interne wijzigingen plaatsgevonden. De vensters in de rechter puntgevel van de westgevel zijn gewijzigd. In de noordgevel is een brede garagedeur aangebracht.
N.B. De naderhand geplaatste dakopbouwen vallen buiten de bescherming.
Omschrijving
Het gebouw is opgetrokken op een Z-vormig grondplan en bestaat uit een parterre en een zolderverdieping met borstwering onder een samengesteld dak gedekt met zwarte geglazuurde kruispannen. De buitenmuren zijn opgetrokken in oranjerode verblendsteen waalformaat in kruisverband met snijvoeg. Bovenaan de rechte geveldelen bevindt zich een lijstgoot op klossen. Het metselwerk wordt verlevendigd door zandstenen banden. Ook is zandsteen toegepast voor de kalven, stijlen, lateien en lekdorpels van de vensters, en rond de deur van het koetshuis. De kalven en lateien zijn verfraaid met een rondstaafprofiel. De meeste lateien worden ontlast door een segmentboog in het gevelvlak. De kruisvensters hebben vierruits onder- en bovenramen. Een deel van de parterrevensters is voorzien van paneelluiken die evenals de luiken van het hoofdgebouw geschilderd zijn in een rood met wit zandlopermotief binnen een groene omranding. De voorgevel (W) van het stalgebouw is van links naar rechts samengesteld uit een risalerende puntgevel, een terugliggend middendeel met boven de hoofdingang een Vlaamse gevel, en een uitgebouwd rechter geveldeel waarvan de linker helft uitgevoerd is als een risalerende puntgevel die boven de parterre uitkraagt op consoles. Zowel de Vlaamse gevel als beide puntgevels zijn voorzien van schouders (onderaan), afgedekt met hardsteen en verfraaid met een zandstenen zonnestraalmotief in de top en rijke muurankers met art nouveau zweepslagmotief. Twee gekoppelde lateien in de de linker puntgevel markeren de plaats van het dichtgezette zoldervenster. In het middendeel bevindt zich een opgeklampte dubbele inrijdeur met halfrond meerruits bovenlicht en een zandstenen omlijsting die bekroond wordt door een sluitsteen met twee paardenhoofden waarboven een zandstenen cartouche met "ANNO 1899". Boven het jaartal steekt het hoofd van een koetsier uit die de teugels van de twee paarden vasthoudt. De Vlaamse gevel boven dit reliëf is voorzien van een door een middenstijl in tweeën gedeeld venster met vierruits onder- en bovenramen (de tussendorpels zijn hier niet van zandsteen maar van hout). Op de achterzijde van het dak boven het middendeel bevindt zich een vergelijkbare Vlaamse gevel. Ter weerszijden van de ingang heeft het middendeel een hoog aangebracht kruisvenster. De risalerende puntgevel van het rechter geveldeel is voorzien van een getoogde dubbele tuindeur met in beide deurhelften een achtruits raam. De verdieping erboven kraagt uit op vijf gebeeldhouwde consoles van zandsteen: de drie middelste met een bladmotief, de zware rechter en linker tonen respectievelijk een schapenscheerder en een landman met in zijn handen een sikkel en aren. Het verdiepingvenster is samengesteld uit vier gekoppelde drieruits ramen. Rechts heeft het rechter geveldeel een kruisvenster. Het nokeinde rechts boven de westgevel wordt bekroond door een vierkante dakruiter met klokdak en bronzen klokje. In de rechterzijgevel (Z) bevindt zich links een kruisvenster. De uitgebouwde rechter gevelhelft heeft rechts een kruisvenster, links twee kloostervensters, en in de smalle rechterzijkant een paneeldeur met bovenlicht. Op het aangekapte lessenaarsdak boven de uitbouw staat middenonder een hoge rechthoekige schoorsteen met bovenin sierankers. De linkerzijgevel (N) wordt door lisenen in vijf traveeën geleed. De lisenen zijn halverwege en bovenaan voorzien van zandsteen. Tussen de bovenste blokken worden de traveeën afgesloten door uitkragende metsellagen. In de tweede en vierde travee bevindt zich een kruisvenster. De derde travee is voorzien van een getoogde paneeldeur waarin een vierruits raam en waarboven een drieruits bvenlicht. Rechts van de deur bevinden zich twee smalle tweeruits ramen boven elkaar. De linker travee is voorzien van een opgeklampte deur met drieruits bovenlicht en, evenals de vierde travee van links, een Vlaamse gevel met hijsbalk. Hieronder heeft de dakopbouw boven de vierde travee een dubbele deur met bovenin elke deurhelft een vierruits raam. Op het dakvlak boven de noordgevel staan drie rechthoekige schoorstenen. Haaks tegen de gevel sluit links een nagenoeg rechthoekig bouwvolume aan (vermoedelijk het machinegebouw) waarvan de westgevel voorzien is van in twee lagen aangebrachte kleine vierruits vensters (deels per twee gekoppeld). De kopse noordgevel van dit bouwvolume is uitgevoerd als puntgevel en voorzien van vier verdiepingvensters van het laatstgenoemde type. In de top bevindt zich een zesruits rondboogvenster. De oostgevel van dit bouwdeel heeft rechts een terugliggende hoek, in het midden een door smalle drieruits ramen geflankeerde deur, en links een portiek waarin links een trap en rechts een opgeklampte deur. In de bovenhoeken van de portiek bevindt zich een korbeel. Op het dakvlak boven deze gevel staan, evenals op het westelijke dakvlak, twee kleine dakkapellen met jaloezieën, leigedekte zijkanten en dito schilddak. Links hiervan bevindt zich een derde dakkapel met twaalfruits stolpraam, leigedekte zijkanten en een zinkgedekt lessenaarsdak. Het in het verlengde van deze gevel gelegen uitgebouwde rechter deel van de achtergevel (O) telt twee kruisvensters. Op het dakvlak erboven staat een brede dakkapel waarin een serie van vier ramen, de middelste twee nog met een vierruits roedenverdeling. In de aansluitende zuidgevel van het uitgebouwde rechter deel van de achtergevel bevindt zich een kruisvenster. Op het dakvlak boven dit geveldeel staat rechts een rechthoekige schoorsteen en links een dakkapel voorzien van een plat dak en drie gekoppelde ramen waarvan de buitenste nog met een vierruits roedenverdeling. Tegen het middengedeelte van de achtergevel bevindt zich een grote houten uitbouw die fungeerde als wasplaats voor de koetsen. Deze rechthoekige uitbouw van één bouwlaag met plat dak heeft rondom een grote meerruits vensterpartij die middenvoor onderbroken wordt door een uitgebouwde ingang met vierdelige deur. Links van de voormalige wasplaats is de achtergevel van rechts naar links voorzien van een kruisvenster (met tweeruits in plaats van vierruits bovenramen), een raampje en een dichtgezette deur. In het terugliggende linker gedeelte van de achtergevel bevindt zich eveneens een kruisvenster.
Het INTERIEUR van het achter het middendeel van de voorgevel gesitueerde koetshuis verkeert nog grotendeels in de oorspronkelijke staat en is onder meer voorzien van een T-vormige bestrating van paarsrode waalklinkers in keperverband met ter weerszijden twee (overblijvende) rechthoekige vloeren van rode en gele tegels in schaakbordpatroon, een omgaande art nouveau tegellambrisering met floraal patroon in de kleuren geel, groen en blauw, en boven de lambrisering geblokt gepleisterde wanden. Tegen de rechterwand staat rechts een tuigenkast voorzien van zes schuifdeuren, elk met een achtruits raam. Een grote rondboogdoorgang links in deze wand geeft toegang tot een kamer met een wand- en plafondbetimmering in Amerikaans grenen (kraaldelen), in het midden van het plafond een vierkante lantaarn met rondom roedenramen, en een hoekschouw voorzien van terracotta haardstenen waarop in reliëf een mannen- en vrouwenhoofd. Het schouwstuk in de bovenboezem van deze schouw toont een jachtstilleven met twee dode fazanten en is gesigneerd "H. van Marke/ 1901". De aangrenzende, achter de voorgevel gelegen kamer heeft een hoekschouw waarvan de in renaissancestijl uitgevoerde eikenhouten onderboezem aan de binnenzijde betegeld is met delftsblauwe tegels waarop ruiters staan afgebeeld (de gebrandschilderde bovenramen in dit vertrek zijn afkomstig uit het hoofdgebouw).
Waardering
Het voormalig stalgebouw met aangebouwd machinegebouw en met bijbehorend interieur is van algemeen belang als historisch-functioneel onderdeel van het complex landgoed Duin en Kruidberg; vanwege de vormgeving; vanwege de ensemblewaarde.
Monumenten.nl maakt u wegwijs in monumentenland
Alles over monumenten onder één dak.
Een monument kopen, onderhouden of verduurzamen? Hier vindt u alle informatie, inspiratie en praktische tips.
Locatie
Inleiding
Het complex buitenplaats Duin en Kruidberg is rond 1890 gesticht door de samenvoeging van de bestaande buitenplaatsen Duin en Berg en De Kruidberg. Het huidige terrein van de buitenplaats omvat ongeveer het voormalige gebied van Duin en Berg. De belangrijkste bebouwing van Duin en Kruidberg is tussen 1895 en 1910 tot stand gekomen in opdracht van de toenmalige eigenaar Jacob Theodoor Cremer (1847-1923), president van de Nederlandsche Handel Maatschappij. Als zomerverblijf had hij de oude landgoederen Duin en Berg en De Kruidberg aangekocht. In eerste instantie liet Cremer de uit de jaren veertig van de 19de eeuw daterende villa Duin en Berg vergroten, maar in 1906 kreeg architect J.J. van Nieukerken (1854-1913) opdracht een groot nieuw landhuis te ontwerpen zodat de getrouwde kinderen van het echtpaar Cremer met hun gezin tegelijk te gast konden zijn. Na de oplevering in 1909 werd de oude villa Duin en Berg gesloopt om plaats te maken voor een door L.A. Springer ontworpen tuin in gemengde stijl. Het complex buitenplats Duin en Kruidberg bestaat uit de volgende onderdelen: het HOOFDGEBOUW (1907-1909), de in hoofdlijnen herkenbaar gebleven PARKAANLEG (1908-1912) van L.A. Springer, een voormalig STALGEBOUW annex koetshuis (1899) met aangebouwd machinegebouw (1908), een voormalige TUINMANSWONING (1895), een door J. Kuit ontworpen voormalige PORTIERSWONING (1903), een voormalige CHAUFFEURSWONING (1910) ontworpen door G. Meppeling, twee ijzeren HEKKEN uit omstreeks 1912, drie paar zandstenen HEKPIJLERS die vermoedelijk uit dezelfde tijd dateren, en een decoratieve TUINBANK uit circa 1922. Tevens zijn er in het huidige landgoed een aantal onderdelen opgenomen die van eerdere datum zijn. Dit zijn een MOESTUIN met twee bijbehorende tuinmuren, en een IJSKELDER uit 1845.
Omschrijving
Het aan de oostkant van een duinrug gesitueerde complex buitenplaats Duin en Kruidberg bevat veertien afzonderlijk te beschermen onderdelen: het aan de westzijde van de Duin en Kruidbergerweg gelegen voormalige stalgebouw annex koetshuis, circa 100 meter ten westen hiervan het hoofdgebouw met de ingang aan de noordzijde, ten zuiden van het hoofdgebouw de parkaanleg van Springer met in de as van de oorspronkelijke oprijlaan de tuinbank, ten zuiden hiervan de moestuin met bijbehorende tuinmuren, aan de oostzijde van de Duin en Kruidbergerweg en circa 250 meter zuidelijk van het stalgebouw een voormalige portierswoning, circa 100 meter zuidelijker aan de westzijde van diezelfde weg een voormalige tuinmanswoning, ruim 200 meter zuidwestelijker aan dezelfde kant van de Duin en Kruidbergerweg een voormalige chauffeurswoning, in de genoemde duinrug een ijskelder, ter weerszijden van de Duin en Kruidbergerweg twee smeedijzeren spijlenhekken en twee paar hekpijlers, en in de zuidwesthoek een derde paar hekpijlers die de toegang markeren van het oorspronkelijk bij Duin en Kruidberg horende duingebied. Het stalgebouw en de dienstwoningen zijn opgetrokken in oranjerode verblendsteen en hebben een hoogte van één bouwlaag onder een samengesteld dak gedekt met pannen (de portierswoning heeft als uitzondering een leien dak, de tuinmanswoning een zadeldak). Het in rode baksteen opgetrokken hoofdgebouw bestaat uit een souterrain, een parterre en één à twee verdiepingen onder een samengesteld dak gedekt met leien. Bij het hoofd- en het stalgebouw is natuursteen toegepast als ornament en voor constructieve onderdelen zoals dorpels en lateien.
Waardering
Het complex buitenplaats Duin en Kruidberg, bestaande uit een hoofdgebouw, drie dienstwoningen, een stalgebouw annex koetshuis, een moestuin, een ijskelder, een parkaanleg, een tuinbank, twee hekken en drie paar hekpijlers, is van algemeen belang wegens architectuurhistorische en cultuurhistorische waarde als grotendeels gaaf bewaard voorbeeld van een historisch gegroeid landgoed waarop een in neo-Hollandse renaissancestijl opgetrokken landhuis uit het eerste kwart van de 20ste eeuw en een tuinaanleg van L.A. Springer uit dezelfde periode. Het landhuis is tevens van belang als hoogtepunt uit het oeuvre van architect J.J., M.A. en J. van Nieukerken.
Eigenschappen
Functie | Hoofdcategorie | Subcategorie | Functietype | Is hoofdfunctie |
---|---|---|---|---|
Koetshuis(L) | Kastelen, landhuizen en parken | Bijgebouwen kastelen enz. | oorspronkelijke functie | Ja |
Straat | Getal | Achtervoegsel | Postcode | Plaats | Locatie | Situatie | Is hoofdadres |
---|---|---|---|---|---|---|---|
Duin- en Kruidbergerweg | 52 | – | 2071 LE | Santpoort-Noord | – | – | Ja |
Duin- en Kruidbergerweg | 54 | – | 2071 LE | Santpoort-Noord | – | – | – |
Duin- en Kruidbergerweg | 56 | – | 2071 LE | Santpoort-Noord | – | – | – |
Duin- en Kruidbergerweg | 58 | – | 2071 LE | Santpoort-Noord | – | – | – |
Kadastraal perceel | Kadastrale sectie | Kadastraal object | Appartement | Kadastrale gemeente |
---|---|---|---|---|
– | G | 1072 | – | Velsen |
Start | Eind | Notitie | Beschrijving |
---|---|---|---|
1899 | 1899 | – | vervaardiging |
1908 | 1908 | – | verbouwing |
Name | Beroep | Notitie |
---|---|---|
Marke, H. van ; Noord-Holland | schilder / tekenaar / graveur | – |