Amsteldijk Noord 37, Amstelveen
Onderdeel 2
Omschrijving
HISTORISCHE TUIN- EN PARKAANLEG behorende tot de buitenplaats Oostermeer. De tuin- en parkaanleg van Oostermeer is omstreeks 1728 ontworpen in samenhang met het hoofdgebouw en de beide bouwhuizen in opdracht van Willem Bus. De ontwerper is niet bekend. Het was een kenmerkende barokke aanleg met een brede hoofdas, onderbroken door een kom met vier spiegelboogvormige zijden, die eindigde bij een spiegelboogvormige waterpartij. Parallel aan deze hoofdas liepen formele lanen, paden en waterpartijen. Aan de zijde van het huis werd de aanleg ingekaderd door twee diagonale assen die achter het hoofdgebouw samenkwamen. Naast het linker bouwhuis lag een moestuin. De structuur van de aanleg is afgebeeld op het kadastrale minuutplan uit ? Van een aquarel uit 1812 is bekend dat het voorplein was beplant met linden in vierkantsverband. Veel van de genoemde elementen en structuren zijn er nog steeds: de hoofdas met de kom halverwege (in vereenvoudigde ronde vorm), de parallelle assen, de diagonale assen (beplant met kastanjes) en de moestuin naast het linker bouwhuis. Deze moestuin was in ieder geval sinds de tweede helft van de 18de eeuw voorzien van koude bakken en kassen. Op het voorplein resteren nog enkele oude linden, die vanwege hun ouderdom enkele jaren geleden geknot zijn. In het zuidelijke puntje van de aanleg staat een koepel, die van iets latere datum zou kunnen zijn, uit de periode Freher (tweede helft 18de eeuw).
In de eerste decennia van de 19de eeuw werden delen van de aanleg in opdracht van Joan Gerard Kruimel verlandschappelijkt, zo blijkt uit verschillende bronnen. Er is een taxatierapport uit 1827 waarin gesproken wordt over de aanwezigheid van Engelse plantsoenen en er is een kopie van een ontwerp of opmeting uit 1808, gemaakt door Leonard Springer in 1902, waarop een vroeg landschappelijke invulling van delen van het terrein is te zien. De oorspronkelijke formele structuur bleef grotendeels intact. Enkele vakken binnen deze structuur werden ingevuld met parkbos en een vroeglandschappelijk patroon van slingerpaden. Dit gebeurde op zodanige wijze dat, in combinatie met het oorspronkelijke lanenstelsel, een doorlopende wandeling ontstond. Een relatief groot aantal grote vakken kreeg een nuttige bestemming als boomgaard of nutstuin. Van een uitgebreide plantlijst uit 1808 is bekend waarmee boomgaarden, nutstuinen en bospercelen beplant werden. Het eerder genoemde kadastrale minuutplan en de kopie van Springer laten zien hoe de verdeling was tussen parkbos, nutstuin en boomgaard. Uit deze landschappelijke periode is weinig bewaard gebleven. Twee kleine percelen ter weerszijden van de hoofdas zijn nog in gebruik als boomgaard.
Een landschappelijk ingerichte strook parkbos met slingerpad, die langs de noordoostelijke grens van de buitenplaats loopt en in het uiterste noorden uitmondt in een klein, min of meer zelfstandig parkje met slingerpaden en een landschappelijke waterpartij dateert vermoedelijk van wat later in de 19de eeuw. Het is sindsdien onveranderd.
In 1902 raakte Leonard Springer betrokken bij de parkaanleg in opdracht van de toenmalige eigenaar Van Etten. Naast de hierboven besproken kopie van een ontwerp of opmeting van Oostermeer uit 1808, is van zijn hand een ontwerp overgeleverd voor een driehoekig broderievak pal achter het huis. Dit vak is uitgevoerd geweest, maar later weer gewijzigd door D.F. Tersteeg. Of Springer ook verantwoordelijk was voor andere aanpassingen in de tuin is niet bekend.
De tuin, zoals die zich voordoet, is grotendeels het werk van Tersteeg, in opdracht van Van der Aa. Tersteeg heeft de aanleg zoals hij die aantrof opnieuw geïnterpreteerd en vervolgens gestroomlijnd en gemoderniseerd. Hij paste verschillende elementen uit de nieuwe architectonische tuinstijl in, zoals (gemetselde) nissen, lage gemetselde muren, banken en trappen en diverse met flagstones geplaveide delen. De formele tuin rond de centrale kom werd duidelijk afgebakend door middel van strakke hagen en het bestaande padenpatroon werd flink uitgebreid met nieuwe paden ter weerszijden van de hoofdas en twee dwarsassen haaks op de hoofdas. De paden kregen een accent door rechthoekige plantvakken aan weerszijden, afgewisseld door potten of solitair geplante heesters. De nadruk op de middenas werd door deze ingrepen veel minder dominant. Aan de hand van de tekeningen, die Tersteeg maakte van de bestaande en de nieuwe situatie (1918-1922), kan duidelijk worden afgelezen hoe Tersteeg de tuin aantrof en wat hij er veranderde. Zijn nieuwe situatie stemt vrijwel tot in detail overeen met de huidige situatie.
Ten tijde van het Pensioenfonds Nationale Handelsbank werd de aanleg gerestaureerd en in noordelijke richting uitgebreid. Restauratie en uitbreiding werden vormgegeven door C.P. Broerse in 1951. Het gebied ten noorden van het oorspronkelijke park, dat tot op dat moment in gebruik was als weidegebied, werd omgevormd tot parkbos.
Waardering
De HISTORISCHE TUIN- EN PARKAANLEG behorende tot de buitenplaats Oostermeer is van algemeen belang:
- vanwege het met linden beplante voorplein dat toegankelijk is via een toegangsbrug en -hek en dat een kenmerkend onderdeel is van de oorspronkelijke 18de eeuwse aanleg;
- vanwege de ommuurde moestuin met vroeg 20ste eeuwse plattegrond, koude bakken en kas;
- vanwege de grootschalige en vrij gaaf bewaarde structuur van de formele tuin, die aan de westzijde wordt ingekaderd door een landschappelijke bosstrook met wandelpad, gemoderniseerd werd door D.F. Tersteeg en werd uitgebreid door C.P. Broerse;
- vanwege de zeldzaamheidswaarde van deze tuin;
- vanwege de koepel, als kenmerkend onderdeel van de 18de eeuwse aanleg;
- vanwege de functioneel-ruimtelijke samenhang met de andere onderdelen van de buitenplaats;
- vanwege de beeldbepalende, landschappelijke en cultuurhistorische waarde van de buitenplaats voor Ouderkerk aan de Amstel en omgeving:
- als één van de weinige overgebleven buitenplaatsen langs de Amstel.
Monumenten.nl maakt u wegwijs in monumentenland
Alles over monumenten onder één dak.
Een monument kopen, onderhouden of verduurzamen? Hier vindt u alle informatie, inspiratie en praktische tips.
Locatie
Omschrijving van het complex
HISTORISCHE BUITENPLAATS OOSTERMEER. In structuur en deels in detail gaaf bewaarde buitenplaats met HOOFDGEBOUW (1), HISTORISCHE TUIN- EN PARKAANLEG (2), BOUWHUIZEN (3A EN 3B), TOEGANGSBRUG met KEER- en KADEMUREN en BALUSTRADE (4), INRIJHEK (5), KOEPEL (6), TUINMUUR (7), WERKPLAATS/STAL (8).
De historische buitenplaats Oostermeer ligt aan de rivier de Amstel ten noorden van de dorpskern van Ouderkerk aan de Amstel. De naam is ontleend aan de ligging van de buitenplaats ten oosten van het Bankers- of Pancrasmeer, dat in het midden van de 19de eeuw drooggelegd werd.
De geschiedenis van de buitenplaats gaat tenminste terug tot 1722. In dat jaar kocht de Amsterdamse weduwe Josina Spruijt "eene hofstede met sijn heerschaps huijsinge en verder getimmerte daarop staande, mitsgaders plantagie en landerijen daaraan gelegen en behoorende, genaamt Oostermeer". De buitenplaats werd gesticht vanuit een boerderij met de naam Oostermeer, maar of er op het moment van de aankoop door Spruijt al een herenhuis aanwezig was, is niet duidelijk. Na Spruijt's overlijden in 1727 gaat het landgoed naar haar zoon Willem Bus. Deze liet het huidige huis Oostermeer en de flankerende bouwhuizen optrekken en was verantwoordelijk voor de aanleg van een grootse formele tuin achter het huis. Het blokvormige bakstenen huis met meerzijdige uitbouw aan de achterzijde werd opgetrokken in Lodewijk XIV-stijl. De tuin was aangelegd volgens dezelfde ontwerpprincipes en gedecoreerd met "superbe fraaye albasterde en anderen beelden, beneffens de verderen tuynsiradien". De ontwerper van de tuin is niet bekend. Volgens een veilingbericht uit 1757 waren de beelden in de tuin vrijwel allemaal van de hand van Ignatius van Logteren en diens zoon Jan. Op basis van deze wetenschap en stilistische kenmerken van de ontwerpen in aanmerking genomen, worden tegenwoordig ook het hoofdgebouw (in- en exterieur) en het entreehek met pijlers aan vader en zoon Van Logteren toegeschreven.
Na het overlijden van Bus in 1757 werd de buitenplaats publiek geveild. Het veilingbericht spreekt van "eene hoffstede genaamt Oostermeer met deszelfs heerenhuysinge, stallinge en tuynmanswooninge, met deszelfs bepooting, beplanting en verdere getimmerte daaropstaande, mitsgaders eene boerewoning en annexe landerijen, ...". Voor 26.000 gulden werd Nicolaas Freher de nieuwe eigenaar. Uit de separaat geveilde boedel kocht Freher alleen een beeldengroepje van drie cupido's met visornamenten in de karperkom, gehakt uit één stuk Bentheimersteen, 'voor f 600,- dat wel drie maal so veel waart was'. De overige beelden en tuinsieraden nam hij niet over. In Freher's tijd (1757-1807) zou de nog bestaande theekoepel zijn opgetrokken en kwam er een aanlegsteiger met botenhuis aan de Amstel. Toen Freher in 1785 overleed kocht zijn tweede echtgenote Susanna Catharina van Castricum de buitenplaats (1785-1799). In de koopakte werd de volgende uitgebreide omschrijving opgenomen: 'Een hoffsteede genaamt Oostermeer met deszelfs heerenhuyzinge, stallingen, thuynmanswooningen en annexis [...] met deszelfs bepoting en beplanting, coupel en verdere getimmertens daaropstaande; voorts al hetgeen daarop aard en nagelvast is, als ook de steiger en schuytenhuis aan den Amstel; mitsgaders twee kampen weiland, geleegen agter de plaats en nog een strook weiland ter zijde benoorden de plaats; weiders alle de vaste krebben broeijleszenaars en glazen raamen, zo tot de leszenaars als tot de vaste kasten behoorende, alle de tuyncieraden, thuyn- en thuynmans gereedschappen, alle de hoenders, eenden, duyven en pauwen.' De vermelding van koepel, steiger en schuitenhuis in deze omschrijving heeft er mogelijk toe geleid dat de bouw ervan door Freher zou zijn geïnitieerd. In het veilingbericht uit 1757 komen ze niet voor. Na Van Castricum was haar stiefzoon Matheus nog enkele jaren eigenaar (1799-1807).
In 1807 werd Oostermeer door de erfgenamen van Matheus Freher publiek geveild. Eigenaar werd de Amsterdamse wijnhandelaar Jan Gerard Kruimel. Kruimel gaf de buitenplaats meteen een grondige opknapbeurt, zo blijkt uit rekeningen van timmerman, loodgieter, leidekker, schilder, metselaar en glazenmaker gedateerd in 1808 en 1809. Een vermoedelijk later gedateerde rekening voor "verfraaiing en aanleg van 't plantsoen" bedroeg zelfs 1490 gulden (de gehele buitenplaats had 9800 gulden gekost). Na Kruimels overlijden in 1827 luidt de omschrijving in het taxatierapport als volgt: "eene zeer aangenaame en welgelegen hofstede met extra kapitaale en extra weldoortimmerde heerenhuisinge, en extra hegte, sterke en weldoortimmerde tuinmanswoninge, koetshuis, paardestallen, koepel, menagerie, schuuren, broeyery en verdere getimmerten; met boomgaarden, Engelsche plantsoenen, vischvijvers, moestuinen, laanen met hoog opgaand geboomte en houtgewas." De buitenplaats kwam in handen van vijf van de elf kinderen van Kruimel, vier dochters en een zoon. Vanaf 1860 tot haar dood in 1867 was Adriana Cornelia Kruimel de enige (overgebleven) eigenaresse. Van haar hand zijn twee aquarellen van Oostermeer uit 1812 overgeleverd. Ze liet bij haar dood Oostermeer na aan de zoon van haar broer, Joan Gerard Kruimel, die sinds 1861 burgemeester was van de gemeente Ouder-Amstel.
Joan Gerard Kruimel woonde tot zijn dood in 1900 op Oostermeer. Na zijn overlijden werd de buitenplaats publiek geveild. Jan Hendrik Marlof was gedurende heel korte tijd de nieuwe eigenaar. Al in 1901 deed deze Oostermeer over aan de Amsterdamse ingenieur Adriaan Cornelis Maria van Etten. Van Etten zou de buitenplaats in eigendom hebben tot 1918. Hij schakelde in 1902 Leonard Springer in voor vernieuwing van het park.
Van 1918 tot 1930 was assuradeur Gerrit van der Aa eigenaar van Oostermeer. Hij gaf, kort nadat hij de buitenplaats had verworven, opdracht aan D.F. Tersteeg om de tuin- en parkaanleg te renoveren. Uitgangspunt van Tersteeg was de destijds aanwezige situatie van een formele tuin omsloten door meer landschappelijk ingerichte tuindelen. Zijn ontwerp voorzag in een uitbreiding van de 18de eeuwse structuur van formele lanen en waterpartijen met nieuwe lengte- en dwarsassen en in de toevoeging van elementen uit de destijds modieuze nieuwe architectonische tuinstijl. Sindsdien hebben, behoudens enkele veranderingen in de uithoeken van de buitenplaats, geen grote wijzigingen meer plaats gevonden, zodat het aanzien van tuin en park in de huidige vorm voor een groot deel in de periode Tersteeg tot stand is gekomen.
In 1930 kwam de buitenplaats in handen van de kunsthandelaar Jacques Goudstikker. Hij woonde er tot aan zijn vlucht naar het buitenland in 1940. Als joods bezit werd Oostermeer geconfisqueerd door de Duitse bezetter. Er werd een hoofdkwartier voor generaals van de Luftwaffe in gehuisvest (1940-1945).
Vanaf 1945 was de buitenplaats enkele jaren onbewoond, tot er zich in 1951 een koper aandiende in de vorm van het Pensioenfonds Nationale Handelsbank. Dit fonds gaf C.P. Broerse in 1951 opdracht tot restauratie en uitbreiding van de tuin- en parkaanleg. Zo werd het gebied ten noorden van het oorspronkelijke park, dat tot op dat moment in gebruik was als weidegebied, omgevormd tot parkbos, waarin drie tennisbanen en een speelweide werden aangelegd voor het personeel en hun kinderen. De toegang tot dit deel van de aanleg verloopt via een ophaalbrug ten noorden van het terrein. Ook links van het huis werd een tennisbaan gerealiseerd.
In 1962 kwam Oostermeer in handen van Koen E. J. Oberman. Sinds zijn overlijden in 2000 wordt Oostermeer bewoond door zijn echtgenote. In de zuidoosthoek van het buitenplaatsterrein is een nieuw huis gebouwd. Dit deel valt buiten de beschermde buitenplaats.
Op de bij de omschrijving behorende kaart is de omgrenzing van het complex alsmede de aanduiding van de onderdelen aangegeven.
Waardering
De HISTORISCHE BUITENPLAATS OOSTERMEER is van algemeen cultuur-, architectuur-, en tuinhistorisch belang:
- vanwege de ouderdom;
- vanwege de gaaf bewaarde architectonische vormgeving van het hoofdgebouw, die van hoge kwaliteit is en wordt toegeschreven aan Ignatius en Jan van Logteren;
- vanwege de gaaf bewaarde interieurafwerking van het hoofdgebouw, in hoofdzaak daterend uit de bouwtijd, die van hoge kwaliteit is en wordt toegeschreven aan Ignatius en Jan van Logteren;
- vanwege de gaaf bewaarde 18de eeuwse aanleg van het voorplein met formele lindebeplanting, bouwhuizen, toegangsbrug met kade- en keermuren en monumentaal inrijhek;
- vanwege de ontwikkelingsgeschiedenis van de tuin- en parkaanleg, waarin naast de barokke 18de eeuwse structuur, onder meer de inbreng van de bekende tuinarchitecten Leonard Springer, D.F. Tersteeg en C.P. Broerse te herkennen is;
- vanwege de bewaard gebleven, deels ommuurde moestuin met koude bakken en een kas, die teruggaat op de oorspronkelijke 18de eeuwse aanleg en in latere fasen steeds werd gemoderniseerd;
- vanwege de gaaf bewaarde koepel als kenmerkend onderdeel van de buitenplaats;
- vanwege de samenhang en architectonische kwaliteit van de verschillende onderdelen.
Eigenschappen
Functie | Hoofdcategorie | Subcategorie | Functietype | Is hoofdfunctie |
---|---|---|---|---|
Historische aanleg | Kastelen, landhuizen en parken | Tuin, park en plantsoen | oorspronkelijke functie | Ja |
Straat | Getal | Achtervoegsel | Postcode | Plaats | Locatie | Situatie | Is hoofdadres |
---|---|---|---|---|---|---|---|
Amsteldijk Noord | 37 | – | 1184 TD | Amstelveen | – | BY | Ja |
Hoofdcategorie | Subcategorie | Beschrijving | Notitie |
---|---|---|---|
Kastelen, landhuizen en parken | Tuin, park en plantsoen | – | – |
Kadastraal perceel | Kadastrale sectie | Kadastraal object | Appartement | Kadastrale gemeente |
---|---|---|---|---|
– | W | 1061 | – | Amstelveen |
– | W | 836 | – | Amstelveen |
– | W | 1062 | – | Amstelveen |
– | W | 835 | – | Amstelveen |
Start | Eind | Notitie | Beschrijving |
---|---|---|---|
1728 | 1728 | – | vervaardiging |