Stadhuis. Het stadhuis bestaat uit een elf traveeën brede langsgevel en links hiervan een achtzijdige traptoren, beide gebouwd tussen 1509 en 1520, gerestaureerd 1897-1881 en 1910; rechts een in 1894 aangebouwde vleugel. De laatgotische gevel is, evenals de traptoren, opgebouwd uit lagen baksteen afgewisseld met lagen natuursteen en wordt bekroond door vijf dakkapellen, elk gevat tussen twee pinakels en voorzien van een natuurstenen puntgevel, en onderling verbonden door een natuurstenen balustrade. Trapbordes met gebeeldhouwde leeuwen, toegang gevat in een geprofileerde spitsboognis. Boven de vensters segmentboogvormige ontlastingsbogen met natuurstenen blokken; sierankers. De traptoren heeft een onderbouw van vier geledingen, een op de rondboogfries overkragende gebeeldhouwde balustrade en een houten bovenbouw van twee geledingen, de laatste in 1927 aangebracht. De rechtervleugel van het stadhuis is voorzien van een lijstgevel met trigliefen en van een attiek. De risaliet van de linkertravee heeft in de lijst twee trigliefconsoles, ingangsomlijsting met consoles en een opzetstuk met inscriptie; de ingangspartij bekroond door twee beelden, die de personificaties van de rechtvaardigheid en de waarheid voorstellen; twee festoenen, elk met twee vlakgekapte wapens.