KOETSIERSHUIS MET POMP.

MUREN OM DE KLEINE MOESTUIN.

TWEE LANTARENS OP HET VOORPLEIN. Twee, een paar vormende, gebuikte en gekroonde lantarens, ieder hangende in voluten die worden gedragen door een eveneens van voluten voorziene, getorste stang, alles van smeedijzer (1e kwart 20e eeuw); elk op een afgeknot-kegelvormig betonnen voetstuk.

WALMUUR VAN HET PAD ONDERLANGS HET VOORPLEIN.

HEKKEN AAN HET PAD ONDERLANGS HET VOORPLEIN.

WALMUURTJES LANGS DE BINNENGRACHT. De noord- en zuidoevers van de binnengracht om het hoofdgebouw hebben lage bakstenen muurtjes onder taluds. Deze walmuurtjes zetten zich voort tot even voorbij de concave hoeken van het 'grand canal' (vermoedelijk omstreeks 1696).

MUREN MET VAAS VAN DE OPRIT NAAST HET VOORPLEIN.

STAL EN KOETSHUIS MET DIENSTWONINGEN.

TWEE VAZEN IN DE BOULINGRINS IN HET ZUIDELIJKE PARKDEEL. Twee witmarmeren vazen met deksels in empire-stijl op rechte zandstenen sokkels (1e helft 19e eeuw).

POORT EN DOORGANG AAN HET VOORPLEIN. Tegen de uiteinden van stal en koetshuis c.a.

WATERBASSIN IN HET ZUIDELIJKE PARKDEEL. Een ronde natuurstenen vijverkom in de as van het pad tussen de twee boulingrins.