LANDHUIS "De Witte Raaf": volgens de principes van het Nieuwe Bouwen (groep 32) in 1936 naar ontwerp van architect A. Komter gebouwd, in staalskeletbouw opgetrokken, vrijstaand, witgepleisterd WOONHUIS met verdieping, op rechthoekige plattegrond en onder een met Timeroid gedekt, van west naar oost (aan deze zijde met breed overstek) oplopend houten lessenaarsdak; naast elkaar, tegen het noordelijk deel van de westgevel aangebouwd een garage en een aan de westzijde gedeeltelijk met glas afgeschermde, doch verder open ingang, elk onder een gebogen dak, dat aan de open zuidzijde van de ingang rust op drie dunne stalen kolommen; tegen het noordelijkste deel van de oostgevel een uitbouw (gedeelte keuken en dienstbodekamer) met lichtgebogen, witgeschilderde, in baksteen opgetrokken, blinde zuidgevel, met aan de noordzijde, aansluitend op de oostgevel een tuinmuur met een aan de bovenzijde uitgeholde deur en vlak afgedekt met een terras, voorzien van borstwering aan noord- en zuidzijde en hekwerk met spijlen aan oostzijde; langs het overige gedeelte van de oostgevel op de verdieping een balkon, omheind door hekwerk met spijlen.

De constructie van de hoofdmassa bestaat - boven de betonnen funderingen, kelders en vloer van de begane grond - uit een zeer licht staalskelet, waarvan de kolommen zijn ingebetonneerd, waaraan de stalen ramen en deuren direct zijn bevestigd en waartegen en -tussen de gepleisterde, niet dragende, in Bendorsteen opgetrokken binnen- en buitenmuren zijn aangebracht; het bovenste gedeelte van de oostgevel is bekleed met gepotdekselde houten delen; iets ten opzichte van het gevelvlak terugliggende venster- en deuropeningen (in de oostgevel op de begane grond in de drie meest zuidelijke traveeën een liggend rechthoekig venster, voorts aansluitend tegen de uitbouw openslaande deuren gekoppeld aan venster, elk met liggend rechthoekig bovenlicht en tot plinthoogte dicht, en in de uitbouw een gedeeld venster met zeer smalle bovenlichten; op de verdieping in elk der zeven traveeen gedeeld, liggend rechthoekig venster of tot vensterbank-hoogte dichte, doch voor het overige beglaasde openslaande deuren; in de zuidgevel een tuindeur; in de westgevel op de begane grond dubbele voordeur gekoppeld aan venster, elk tot plinthoogte dicht, een rond door dubbele vertikale en horizontale spijlen in negenen gedeeld trappenhuisvenster en een liggend rechthoekig, gedeeltelijk uitspringend en om de hoek met de zuidgevel lopend venster, en op de verdieping direct onder het dak per travee (m.u.v. die boven het ronde venster) een laag liggend rechthoekig, vertikaal in vieren gedeeld venster; in de noordgevel een lang liggend rechthoekig keukenvenster en keukendeur.

De oorspronkelijke indeling van het interieur is nog volledig aanwezig. Op de begane grond een grote L-vormige woonruimte, waarin de bibliotheek d.m.v. een rechte en de eetkamer d.m.v. een gebogen schuifwand van de zitkamer kunnen worden afgescheiden; op de verdieping traditionele indeling, waarbij op twee plaatsen gebruik is gemaakt van gebogen wanden.

Vanwege de algehele architectonische en technische vormgeving van in- en exterieur, de oorspronkelijke situering en als een der beste werken binnen het oeuvre van architect A. Komter is bovengenoemd woonhuis als een gaaf en representatief voorbeeld van de Nederlandse bijdrage aan het Nieuwe Bouwen (groep 32) uit de periode 1920-1940 - waarbij echter het gebruik van gebogen lijnen en het lessenaardak het afwijken van de esthetiek van het functionalisme en het zoeken naar een "schone", niet alleen zuiver functionele architectuur markeren - van algemeen belang wegens de betekenis voor de ontwikkeling van de moderne architectuur.