't Nijenhuis, Wijhe
HOOFDGEBOUW Kasteel het Nijenhuis: Bakstenen in verschillende bouwfasen tot stand gekomen hoofdgebouw, bestaande uit een hoofdvleugel met twee haaks naar voren springende zijvleugels. De voormalige havezathe, die geheel omgracht is, sluit aan drie zijden een rechthoekige met klinkers bestrate voorhof af. De vleugels zijn overkapt door deels met grijze en met zwart geglazuurde Oud-hollandse pannen gedekte schilddaken, met vier rechthoekige ongeprofileerde schoorstenen op de nokeinden. De linker (oost-)vleugel en de hoofdvleugel zijn gedeeltelijk opgetrokken in een helderrode baksteen, die, evenals het ter plaatse voorkomende metselwerk, op een voor 17e-eeuwse stichtingsdatum wijzen (Ter Kuile). De achter(zuid-)gevel reikt minder hoog dan de zijgevels, hoewel alle daken een gelijke nokhoogte hebben. Gezien dit verschil in hoogte is het aannemelijk, dat de linkervleugel en de hoofdvleugel niet in een bouwcampagne tot stand zijn gekomen. De achtergevel en linker zijgevel vertonen diverse bouwsporem van verschillende verbouwingen. In een archiefstuk uit 1618 vermeldt Robert van Ittersum: "het nije getimmer soo mijn i.zalige huysvrouwe ende ick in't jaer van 1618 daeraen gebouwet hebben". Waarschijnlijk kwam in dit jaar de hoofdvorm van de linker vleugel tot stand (Olde Meierink). Aan het einde van de 17e eeuw werd over de gehele breedte van de hoofdvleugel aan de voorzijde een ondiep (ca. 2.20 meter) bouwlichaam opgetrokken voor de ontsluiting van de aangrenzende vertrekken via een vestibule (beganegronds) en een gang (verdieping). Uit deze tijd dateert waarschijnlijk ook de rechter vleugel. Zowel deze uitbouw, als de rechter vleugel zijn in een kleine grauwe baksteen opgemetseld. In het midden van de uitbouw bevindt zich de naar voren springende ingangspartij, waarboven een balkon, dat vanaf de gang op de verdieping via een dubbele meerruits-deur toegankelijk is. Bij deze verbouwing werd gepoogd een zo symmetrisch mogelijke facade te ontwikkelen. Door het gebruik van de op het moment van de bouw van de rechter vleugel al ouderwetse kloostervensters, en door de wijze waarop deze geplaatst werden, liet men de rechter vleugel bij de linker aansluiten. Men ging zelfs zover de vensters op de bel-etage en verdieping half blind uit te voeren, om te maskeren dat de rechter vleugel in tegenstelling tot de linker een half verzonken soutterain kent, dat via een (onder een kloostervenster geplaatste) ingang in de zijgevel direct toegankelijk is vanaf het voorplein. De vrij diep liggende houten vensters van de uitbouw waren oorspronkelijk van getoogde bovendorpels voorzien, zo blijkt uit een afbeelding uit ca. 1860.
De eenvoudige balustrade, die de uitbouw afsluit, werd bij de laatste restauratie van het huis (1956-1957) aangebracht, en verschilt enigszins van de balustrade, die op een afbeelding van circa 1890 naar voren komt. Midden op de balustrade was toendertijd een bord aangebracht met daarop de Romeinse cijfers MCCCCXXXVIII (1438), wellicht het stichtingsjaar van het huis. Op een foto van circa 1870 is de balustrade niet te zien. Op een andere foto uit deze tijd is weer wel een balustrade te zien met een verhoogd tussengedeelte, waar thans de draperie-versiering is gesitueerd. In 1896 werd naar ontwerp van de Deventer architect Gantvoort aan de ZO- en ZW-zijde van het huis respectievelijk een achthoekige toren en vierkante paviljoen-toren gebouwd, waarvan de kappen met leien zijn gedekt. Bij deze gelegenheid werden ook de kloostervensters in de vleugels van tympaans voorzien.
De centraal in de uitbouw gelegen risaliserende ingangspartij is opgebouwd uit met groefwerk in zandsteen en gepleisterde baksteen bekleed deels geblokt lijstwerk. Het lijstwerk omgeeft een dubbele paneeldeur en halfrond bovenlicht met spaakroeden. Erboven een siersmeedijzeren balkonhek met in elkaar gevlochten vierkanten en ruiten. De balkondeur is eveneens door geblokt lijstwerk omgeven. Op de as van de ingangspartij ter hoogte van de balustrade een eenvoudige klokketoren. Als zodanig komt de bij de restauratie in 1956 en 1957 aangebrachte balustrade met klokketoren enigszins overeen met de situatie, die een foto uit omstreeks 1877 aangeeft, zij het dat er toen geen klokketoren was (Olde Meierink).
De rechter zijgevel telt in het 17e-eeuwse deel een drietal assen met kruiskozijnen op de bel-etage, en met bolkozijnen op de verdieping en kelder-niveau. Tussen de rechter zijgevel en toren een in eclectische trant gebouwd overgangslid (waarin trappenhuis). Aangrenzend een pseudo-poortgebouw (met bruggetje), dat toegang geeft aan een bakstenen bordes. In de torengevels van de zuidwestelijke toren beganegronds en op de verdieping monumentale kruiskozijnen met tympaans; de beganegrond-vensters vertonen een beglazing in glas-in- lood.
Twee zandstenen blokken in de achtergevel duiden op een oorspronkelijk hier aanwezig oud gemak (toilet). Vlak naast de achthoekige toren twee smalle laat-gotische 2-lichtvensters (16e-eeuws of ouder). Deze gevel vertoont verder een onregelmatige vensterindeling en verschijningsvorm van meerruitsvensters, aan de hand waarvan de oorspronkelijke indeling niet meer is af te lezen. Aan de linker zijde twee blindnissen. De van het huis afgekeerde zijden van de paviljoen- toren rusten op uit het water omhoogkerende dubbele rondbogen. In deze zijden beganegronds, op eerste en tweede verdieping een meerruits- schuifvenster, in hoogte per verdieping verjongend. Tegen de oostgevel van de linker vleugel drie zandstenen consoles uit het midden der 17e eeuw, die een deels bakstenen en deels houten arkel dragen. Oorspronkelijk is er waarschijnlijk een zandstenen arkel geweest, zoals er nog aan de voorgevel bij Kasteel Twickel bij Delden voorkomen (Ter Kuile). Het rechter deel van deze gevel laat diverse bouwnaden zien, die doen vermoeden, dat er aan deze zijde een aanbouw is geweest. Beganegronds en op de verdieping meerruitsvensters, waarbij aan de rechter zijde twee venstertraveeen zijn te onderscheiden.
Inwendig: in de hoofdvleugel aan de achterzijde bevinden zich een zaal en een kamer. Tegen de muur van de rechter zijvleugel een schouw. Haaks hierop de kleine eetzaal met 17e-eeuwse vlakke witgeschilderde schouw. In het zuidwestelijke kabinetje een geschilderd houten plafond met in het midden een voorstelling van putti, en in de hoeken kwartcirkelvormige vakken met grisaille. In de linker vleugel een 'blauwe kamer' met twee kabinetjes en een schouw tegen de tussenmuur. In het zuidwestelijke kabinetje een houten plafond met een helderblauwe rand en een rankenmotief, in het midden een verdiept gedeelte met acht steil opstaande spiegels om een vlakke spiegel. In de noordoostelijke hoek bevindt zich de salon, met een plafond dat door betimmerde balken in negen verdiepte vakken wordt verdeeld, waarin stucwerk uit het laatste kwart van de 17e eeuw. In de kamer tegenover de arkel een kloeke schouw uit de tweede helft van de 17e eeuw. Het aansluitende kamertje vertoont een uit negen compartimenten bestaand plafond met een schildering, die de verheerlijking van Koning-stadhouder Willem III afbeeldt. Voorts op dit niveau de zogenaamde Engeltjes-kamer met plafond voorzien van een geschilderde voorstelling met engeltjes. De rechter arm van de in de uitbouw gesitueerde vestibule is geopend naar de trap naar de verdiepingen. Deze trap heeft eiken treden en een post, waar men bij het opgaan omheendraait. Ze is voorzien van 17e-eeuws snijwerk. Bij de restauratie omstreeks 1957 kreeg de trap haar grijs gemarmerde afwerking. Op de verdieping in het vertrek boven de 'blauwe' zaal een 17e-eeuwse schouw. De kelderruimten vertonen tongewelven en troggewelven tussen houten balken.
Monumenten.nl maakt u wegwijs in monumentenland
Alles over monumenten onder één dak.
Een monument kopen, onderhouden of verduurzamen? Hier vindt u alle informatie, inspiratie en praktische tips.
Locatie
HISTORISCHE BUITENPLAATS HET NIJENHUIS (Wijhe). De historische buitenplaats het Nijenhuis wordt voor het eerst genoemd in 1382, wanneer Otto van Bymmen door de bischop van Utrecht er mee wordt beleend. In 1487 wordt Robert van Ittersum nieuwe eigenaar van het Nijenhuis. Zijn familie zal het tot in het begin van de 18e eeuw in haar bezit houden. Ondanks deze Middeleeuwse oorsprong van de voormalige havezathe, dateert hetgeen van het Nijenhuis bewaard is gebleven voornamelijk uit het laatste kwart van de 17e eeuw en van later. Een grote metamorfose onderging het Nijenhuis in de laatste kwart van de 17e eeuw, nadat in 1676 de toenmalige eigenaar Robert van Ittersum in het huwelijk trad met Eleonora Sophia Bentinck. Deze veranderingen aan het Nijenhuis geschiedden zeer waarschijnlijk binnen de invloedsfeer van het stadhouderlijke hof, waarmee Van Ittersum na zijn huwelijk nauwe betrekkingen onderhield. In het laatste kwart van de 17e eeuw -wellicht in 1687- werd het huis ingrijpend verbouwd en kwam -met handhaving van oudere voor 17e-eeuwse gedeelten- het huidige omgrachte huis en zijn directe omgeving tot stand, bestaande uit een hoofdvleugel met twee haaks naar voren springende zijvleugels, een binnenplein en toegangsbrug.
Toen kwam ook het classicistische concept van het op de as van het huis gelegen oprit met twee symmetrisch geplaatste bouwhuizen gereed. Het huidige oostelijke en westelijke bouwhuis werden respectievelijk in 1694 en 1687 gebouwd. Ook werden toen waarschijnlijk de brug en het toegangshek naar de oprit geplaatst.
De grotendeels bewaard gebleven formele (geometrische) parkaanleg van het Nijenhuis kwam waarschijnlijk ook in deze tijd tot stand, zo deze tot standkoming niet meer geleidelijk ook in de 18e eeuw heeft plaatsgevonden. Deze aanleg staat alszodanig voor het eerst aangegeven op de Topografische kaart van de linie van de ijssel uit ca. 1783. De structuur van de formele park-compositie kenmerkt zich door een hoofdas (waarop oprijlaan, oprit, huis en voormalig 'grand canal'), waarlangs symmetrisch aan weerszijden een singel met laanbomen verloopt, en enkele dwarsassen, die de hoofdas doorkruisen en de aanleg aan de noord- en zuidzijde deels beeindigen. Deze assen worden door lanen en/of waterlopen gemarkeerd. Een belangrijke eigenschap van de buitenplaats het Nijenhuis is de hierarchische opzet van het park en de bouwkundige onderdelen, die er binnen zijn gelegen. De aswerking van de parkaanleg is op het huis gericht, het relatief grootste bouwkundige onderdeel van de buitenplaats. Vanuit het hart van de buitenplaats naar buiten toe valt een relatieve verkleining van de bouwkundige onderdelen op. Vanaf de toegangsbrug naar het kasteel had de bezoeker van het Nijenhuis een gezicht op het naar het westen gerichte dwarskanaal, en even ervoor kon hij een blik werpen op het pendant van dit kanaal, het naar het oosten gerichte dwarskanaal en laan. Het laatst genoemde gezicht werd ter hoogte van de zuidzijde van het oostelijke bouwhuis door twee pijlers (eind 17e eeuw) omlijst, die de entree naar de oostelijke nutstuin markeren. Het pendant van deze pijlers bevindt zich aan de overzijde van de oprit aan de zuidzijde van het westelijke bouwhuis en geeft hier de entree van de westelijke nutstuin aan. Elke tuin is via een bakstenen rondboogbrug (gerestaureerd in 1975) over de buitengracht te bereiken, die in oorsprong uit het einde der 17e of begin van de 18e eeuw dateren. De oostelijke nutstuin wordt aan zijn gehele noordzijde door een bakstenen moestuinmuur (gerestaureerd in 1975) begrensd, die aan het eind van de 17e of begin van de 18e eeuw werd opgetrokken. In de westelijke nutstuin werden in de 18e of 19e eeuw het alhier gesitueerde bakhuisje en de ernaast gelegen dienstwoning gebouwd. De aan de NO-hoek van deze tuin gelegen stal, werd in de tweede helft van de 19e eeuw gebouwd.
Rond 1800 werd een gedeelte van het park van het Nijenhuis in landschapsstijl vergraven. Dit gebeurde vermoedelijk in de tijd, dat de buitenplaats in het bezit was van Adolf Carel Bentinck, die in 1789, het jaar waarin hij huwde met Maria Francoise van Aerssen Beyeren van Voshol, met de havezathe werd beleend. Deze verandering heeft in ieder geval plaatsgevonden voor circa. 1812, gezien de registratie ervan op het Kadastrale Minuutplan uit deze tijd. Toen werden de oevers van de binnengracht en de zuidelijke arm van de buitengracht in curven vergraven en werd ten zuiden van deze zuidelijke arm een geaccidenteerd slingerbos aangelegd. Voorts werd het voormalige 'grand canal', dat op het zuidelijke deel van de hoofdas is gelegen, verbreed en van in curven verlopende oevers voorzien. De rustieke koepel, die aan de zuidzijde van deze waterpartij op de hoofdas staat opgesteld, is hier waarschijnlijk later in de 19e eeuw geplaatst en in 1988 geheel vernieuwd. Ook het aan de oostzijde van de buitengracht gelegen slingerbos dateert uit deze tijd van de aanleg van het park in landschapsstijl.
Belangrijke vernieuwingen op de buitenplaats vonden plaats in de tweede helft van de 19e eeuw, toen het Nijenhuis in bezit kwam van de familie Van Knobelsdorff. In de tijd van Douairiere F.W.E. Baron van Knobelsdorff (1798-1868) of haar zoon Frederik Willem Adriaan Karel werd aan het begin van de oprijlaan het huidige hoofdinrijhek geplaatst en werd aan de noordzijde van de huidige oprit de huidige kademuur opgetrokken, die door een houten hek met laat 17e-eeuwse zandstenen pijlers met pijnappelvormige bekroning wordt afgesloten. Deze pijlers zijn, evenals de soortgelijke pijlers die een recente brug over de zuidoostzijde van de buitengracht markeren, waarschijnlijk van elders afkomstig. In de laatste helft van de 19e eeuw werd ook de portierswoning met schuur aan de oprijlaan en de dubbele dienstwoning aan de NO-zijde van de buitenplaats gebouwd.
Vermoedelijk werd toen ook de huidige duiventil, die zich aan de westzijde van de oprijlaan even ten noorden van de buitengracht bevindt, opgetrokken. Ook de voliere, die in het slingerbos ten zuiden van de oostelijke nutstuin is gelegen, dateert uit deze tijd (gerestaureerd in 1988). In 1898 werd door de toenmalige eigenaar Hendrik Antonie Zwier van Knobelsdorff ter herinnering aan de inhuldiging van Koningin Wilhelmina in deze nutstuin de nog steeds bestaande monumentale beukenberceau gepoot.
In 1934 wordt het Nijenhuis met de verzameling in het park opgestelde tuinsieraden geveild en aangekocht door de familie Ankersmit te Deventer. In 1957 werd de buitenplaats gehuurd door H. Hannema, oud-direkteur van het museum Boymans in Rotterdam, die er in 1959 het huidige museum Hannema-De Stuers Fundatie oprichtte.
In deze tijd wordt het vervallen huis door het architectenbureau Knuttel en Withagen ingrijpend gerestaureerd. In 1968 werd een gedeelte van het landgoed aangekocht door de provincie Overijssel en in 1985 werden de overige gronden met opstallen door deze provincie aangekocht.
De omgrenzing van de historische buitenplaats staat op de bij deze registeromschrijving behorende kaart aangegeven en wordt in de omschrijving van onderdeel 2 van dit complex nader gespecificeerd.
Bij deze registeromschrijving werd gebruik gemaakt van de volgende literatuur:
-A.C.A.W. van der Feltz en P. Schaap, 'De tuinen rondom de Havezathe "Het Nijenhuis"(...)', Groen, 40ste jrg, 1984, p.308-314;
-A.J. Gevers en A.J. Mensema, De Havezathen van Salland en hun bewoners, Alphen aan den Rijn 1983;
-D. Hannema, 'Kasteel Het Nijenhuis', De Woonstede door de eeuwen heen, 1974 nr. 21;
-B. Olde Meierink, 'Nijenhuis te Wijhe', Hollands classicisme, doctoraalscriptie, 1988;
-E.H. Ter Kuile, 'De Provincie Overijssel(...):Twenthe', De Nederlandsche Monumenten van Geschiedenis en Kunst, Den Haag 1934;
-H.W.M. van der Wyck, J. Enklaar-Lagendijk, Overijsselse Buitenplaatsen, Alphen aan den Rijn 1985.
De historische buitenplaats het Nijenhuis bestaat uit een aantal samenstellende onderdelen die afzonderlijk worden beschreven.
De buitenplaats is in cultuurhistorisch opzicht van algemeen belang vanwege:
- het hoofdgebouw, dat een gaaf bewaard voorbeeld is van een in de laatste kwart van de 17e eeuw in Hollands-classicistische stijl verbouwde oorspronkelijk laat Middeleeuwse Twentse havezathe;
- de hierarchisch opgebouwde geometrische parkaanleg met gebouwde architectonische onderdelen, die een goed voorbeeld is van een formeel opgezette Overijsselse historische buitenplaats van rond 1700;
- de gedeelten van het park in landschapsstijl, die een belangrijk en gaaf voorbeeld zijn van de vroege landschapsstijl in Nederland.
Eigenschappen
Functie | Hoofdcategorie | Subcategorie | Functietype | Is hoofdfunctie |
---|---|---|---|---|
– | Kastelen, landhuizen en parken | Kasteel, buitenplaats | oorspronkelijke functie | Ja |
Straat | Getal | Achtervoegsel | Postcode | Plaats | Locatie | Situatie | Is hoofdadres |
---|---|---|---|---|---|---|---|
't Nijenhuis | 10 | – | 8131 RD | Wijhe | – | – | Ja |
Kadastraal perceel | Kadastrale sectie | Kadastraal object | Appartement | Kadastrale gemeente |
---|---|---|---|---|
– | B | 1499 | – | Wijhe |