Inleiding

Villa, in 1909 gebouwd in overgangsarchitectuur en in 1912 uitgebreid en in gebruik genomen als klooster voor de zusters Franciscanessen. Aan de westzijde werd de kapel aangebouwd. De voorgevel van de villa en de kapel ligt evenwijdig aan de straat.

Omschrijving

De voormalige villa heeft een min of meer rechthoekige plattegrond met enkele uitbouwtjes; de kapel heeft een rechthoekige plattegrond en een afgeronde koorafsluiting en ligt iets naar achter. De villa is een souterrain, een begane grond, een eerste verdieping en een kapverdieping hoog en de kapel een souterrain, één bouwlaag en een kap. Het souterrain en de bouwlaag van de kapel zijn samen bijna net zo hoog als het souterrain, de begane grond en eerste verdieping van de villa. Het pand is opgetrokken uit rode baksteen en het villadeel is gedeeltelijk gepleisterd en van schijnvoegen voorzien.

De vensters in het villadeel zijn houten stolpramen (onderramen) met houten luiken en bovenramen met roedeverdeling. In de plint van het villadeel, ter plaatse van het souterrain, rechthoekige vensters met tralies. In de kapel voornamelijk gekoppelde rondboogvensters.

De voorgevel (noord) van het villadeel is drie traveeën breed, waarvan de oostelijke travee iets naar voren springt, breder is en voorzien is van een puntgevel met dwarskap. De puntgevel is op de begane grond voorzien van een drievlaks erker, één bouwlaag hoog met plat en aan de voorzijde voorzien van een uitkragend, houten balkon op houten korbelen; ieder vlak voorzien van een venster.

Het plat heeft een houten borstwering en in de gevel op de verdieping een dubbele balkondeur, gedeeltelijk met luiken. In de top van de puntgevel drie gekoppelde vensters met stenen middenstijlen. De twee westelijke traveeën vormen een langsgevel.

Op de begane grond bevindt zich in een rondboogvormige nis de hoofdingang met dubbele deur met zij- en bovenlichten voorzien van gekleurd glas-in-lood met onder meer het wapen van de gemeente en de kloosterorde. Voorts op de begane grond een houten balkon op houten korbelen en een venster en op de verdieping een venster en een stel terrassdeuren, beide met een balkon op korbelen. In het langszadeldak bevindt zich een houten dakkapel met schilddakje. De westelijke zijgevel van het villadeel is een gepleisterde langsgevel met op begane grond en verdieping een venster. In de hoek die de overgang van villa naar kapel vormt, bevindt zich een vierkante, gepleisterde toren met op de begane grond een zij-ingang met trapje en een ingang naar de kelder, beide onder een afdakje. In de toren bevinden zich voorts vensters met glas-in-lood. De toren wordt aan de bovenzijde afgesloten door een boogfries en heeft een schilddak met opengewerkte dakruiter met schilddakje en windwijzer. De noordelijke gevel van de kapel is vier traveeën breed en voorzien van gemetselde lisenen en boogfries. In iedere travee twee gekoppelde rondboogvensters met gemetselde middenstijl en gekleurd glas-in-lood. De kapel wordt aan de westzijde afgesloten door een afgerond koor, eveneens met rondboogvensters en een boogfries. Aan de zuidzijde is aan het koor een consistorie met zadeldak aangebouwd. Deze bevat in de zuidelijke gevel, een topgevel, twee gekoppelde rondboogvensters met gemetselde middenstijl en gekleurd glas-in-lood met figuratieve voorstelling. Ter plaatse van het souterrain bevindt zich een gemetselde boog met in de dichtgemetselde boogtrommel twee kleine ronde raampjes. Het oostelijke langsgeveltje van de consistorie bevat ter plaatse van het souterrain eenzelfde boog als in de zuidelijke topgevel. Een houten trap leidt naar de daarboven gelegen ingangspartij, die voorzien is van een luifel met zadeldakje op een schoorconstructie met chalet-stijl achtige invloed. De zuidelijke langsgevel van de kapel is zoals de noordelijke, maar heeft ter plaatse van het souterrain in iedere travee een gemetselde boog met eveneens gebogen houten drielichtvensters. De aansluitende gevel van het villadeel is geheel gepleisterd met schijnvoegen. Het is een twee bouwlagen hoge langsgevel met in het midden een puntgevel met dwarskap en op de zuidoosthoek een twee bouwlagen hoge erker met plat. Op de begane grond houten vensters en een vijfvlaks erker met plat en op de verdieping eveneens houten vensters. In de top van de puntgevel een gekoppeld venster met stenen middenstijl. Aan weerszijden van de topgevel een dakkapel. De buitentrap komt niet voor bescherming in aanmerking.

De oostelijke gevel is grotendeels van baksteen en op de begane grond en verdieping voorzien van een reeks vensters en op de begane grond eveneens twee Franse balkons. Een deel van de gevel is een puntgevel met dwarskap en venster in de top.

Het villadeel is voorzien van een schilddak met dwarskappen achter de topgevels, gedekt met rode tuile du nord en de kapel heeft een zadeldak gedekt met rode tuile du nord. De halfronde koorafsluiting en het schilddak van de toren zijn gedekt met zwarte leien. Met name in het villadeel overkragende daklijsten.

Het interieur bevat onder meer op de begane grond kamers en suite met stucplafonds in Jugendstil, houten deuren met deuromlijstingen, balkenplafonds en schouwtje "anno 1639"; houten trappenhuis en op de verdieping eenvoudige plafonds. Het grootste deel van het souterrain is voorzien van een gekleurde tegelvloer.

Waardering

Kloostergebouw, van algemeen belang vanwege de cultuurhistorische en architectuurhistorische waarde en van belang vanwege de herkenbaarheid.