De Cingel 3, Oosthem

Inleiding

De PASTORIE te Oosthem, gebouwd in 1866, hoort bij de Hervormde Kerk uit 1860 aan de Cingel 1 (apart monumentnummer 39804). Net als de kerk is de pastorie als vervanging van een ouder exemplaar gebouwd. Architect was H.J. Jaarsma, die het bouwwerk ontwierp in Ambachtelijk-traditionele stijl; timmerlieden waren Hein en Gorrit Visser. Bij de bouw van de pastorie is de oude tuin opgehoogd en opnieuw aangelegd. Die aanleg is tegenwoordig niet meer aanwezig, al is hier en daar het padenbeloop nog vaag herkenbaar. Om de bouw mogelijk te maken had de kerkvoogdij geld geleend van de rijke palinghandelaar J.A. Visser sr. te Heeg, een zeer invloedrijke figuur in de omgeving. In 1908 is aan de zuidzijde van de pastorie de serre aangebouwd, in 1915 zijn keuken en bijkeuken verbouwd. In 1919 heeft architect Stapenséa uit Sneek een plan gemaakt om het dak te vervangen door een gebroken schilddak: het werk is uitgevoerd door timmerman M. Canrinus. De pastorie bevindt zich in het centrum van het dorp, ten oosten van de kerk, op een trapeziumvormig perceel en is naar het westen gericht. De voorgevel ligt in de verlenging van de absis van de kerk en is teruggerooid ten opzichte van het straatprofiel, waarvan het door een oorspronkelijk maar niet compleet GIETIJZEREN HEK wordt gescheiden. Het hek is alleen aan de voorzijde aanwezig. Het terrein wordt verder omringd door een brede sloot.

Omschrijving

De uit bruine baksteen opgetrokken pastorie heeft een vierkante plattegrond, met aangebouwde serre aan zuidzijde en schuur aan noordzijde, en wordt gedekt door een afgebroken schilddak van zwarte geglazuurde gegolfde Friese pannen met vier schoorstenen en dekplaten. De gepleisterde plint en het hoog geprofileerd hoofdgestel, versierd door een tandlijst, begrenzen aan de onder- en bovenzijde de brede voorgevel. Deze wordt door een licht naar voren springend middenrisaliet tussen ondiepe bakstenen pilasters, die met kapiteelachtige afsluiting tot in het hoofdgestel doorlopen, symmetrisch verdeeld. Aan beide kanten zijn lichtgetoogde H-vensters geplaatst met glas-in-lood in het bovenlicht, dat waarschijnlijk tijdens de "opknap"-werkzaamheden in 1907-1908 is aangebracht. In het middenrisaliet bevindt zich de ingangspartij: een tweetreeds halfronde stoep leidt naar de brede, houten voordeur met dubbele sierroosters en panelen. De onderste, langwerpige roosters bestaan uit bloemvormige en kronkelige versieringen; het siermotief van de bovenste, vierkante roosters is geometrisch. In het bovenlicht zit glas-in-lood. Boven de deur bevindt zich een houten dakkapel onder zadeldak met aan weerszijden twee voluutvormige wangen en twee zesruitsvensters tussen drie ondiepe pilasters. Tegen de zuidgevel staat de serre die bestaat uit een houten basement met aan de zuidzijde een dubbele deur en rondom T-vensters met in ruiten verdeelde bovenlichten van gekleurd, geslepen glas. De serre wordt gedekt door een afgeknot schilddak met leien, dat door een gekartelde zonwering-achtige lijst wordt versierd. In de gevel zitten verder twee aan twee vier T-vensters en twee provisiekelderramen. In het dakschild zit een houten dakkapel onder zadeldak. In de oostgevel zijn twee T-vensters met houten luiken en een naar voren springend deel waar een achterdeur met vier treden is ingezet. Dit is vermoedelijk in 1907-1908 toegevoegd. In de noordgevel zitten vier zesruitsvensters en aan de noordzijde ligt een bijkeuken onder schilddak. De bijkeuken is verlengd met een houten deel. Aan de zuidzijde ervan zitten twee vierruitsvensters met luiken en een smalle, houten deur; aan de noordzijde één venster. Het INTERIEUR is qua indeling grotendeels origineel: de lange gang deelt het gebouw in twee gelijke helften. Origineel elementen zijn onder meer de houten paneeldeuren op de gang, in de voorkamer aan de zuidzijde de schoorsteenmantel van zwart marmer met houten schouw en het balkenplafond. Deze ruimte wordt van de achterkamer gescheiden door schuifdeuren met panelen en geruit glas. Naast de schoorsteenmantel is de deur naar de serre. In de achterkamer is een schoorsteenmantel van zwart marmer met hoge schouw.

Waardering

De pastorie uit 1866 te Oosthem is van algemeen cultuurhistorisch en architectuurhistorisch belang:

- vanwege de esthetische kwaliteit van het ontwerp;

- als essentieel en markant onderdeel van een bijzonder geheel (samen met de monumentale kerk) dat cultuurhistorisch en architectuurhistorisch van nationaal belang is;

- vanwege de situering, in relatie tot de kerk, in het centrum, op een prominente plek in het dorp;

- vanwege de in grote mate aanwezige architectonische gaafheid, met name van het exterieur;

- in relatie tot de structurele en visuele gaafheid van de dorpse omgeving.

Monumenten.nl maakt u wegwijs in monumentenland

Alles over monumenten onder één dak.
Een monument kopen, onderhouden of verduurzamen? Hier vindt u alle informatie, inspiratie en praktische tips.

Locatie

Monumentnummer
515181
Provincie
Plaats

Eigenschappen

Functies
Functie Hoofdcategorie Subcategorie Functietype Is hoofdfunctie
Voorwerpen op pleinen en dergelijke Erfscheiding(D) oorspronkelijke functie
Pastorie(F) Religieuze gebouwen Kerkelijke dienstwoning oorspronkelijke functie Ja
Adressen
Straat Getal Achtervoegsel Postcode Plaats Locatie Situatie Is hoofdadres
De Cingel 3 8618 NK Oosthem Ja
Percelen
Kadastraal perceel Kadastrale sectie Kadastraal object Appartement Kadastrale gemeente
D 1432 Heeg
D 2557 Heeg
Bouwperioden
Start Eind Notitie Beschrijving
1866 1866 vervaardiging
Naar boven