Onze Lieve Vrouwe van Lourdes, Heiloo
Inleiding
De aan Onze Lieve Vrouw van Lourdes gewijde KAPEL, als onderdeel van het complex 'Sint Willibrordus', is gelijktijdig (1938-1940) gebouwd met het middendeel van het hoofdgebouw waarmee het bouwkundig één geheel vormt. Niet alleen het exterieur, maar ook het interieur van de kapel verkeert nog vrijwel geheel in de originele staat. Zo zijn de hoofd- en zijaltaren en de kerkbanken bewaard gebleven, evenals de in de jaren vijftig aangebrachte gebrandschilderde ramen van de Haarlemse glazenier K. Trautwein. Het bankenplan is naderhand enigszins ingekort om ruimte te maken voor een modern, centraler gelegen hoofdaltaar. In 1949 kreeg de kapel een groot drieklaviers Pels-orgel.
Beschrijving
Door een rijk uitgewerkte koorpartij met het hoofdgebouw verbonden ronde koepelkerk met een 24-zijdige tamboer en een hoog dito tentdak bekleed met koper en bekroond door een halve wereldbol met kruis. De hoofdingang is ondergebracht in een ondiepe rechthoekige aanbouw tegen de oostzijde met een zadeldak van gesmoorde verbeterde Hollandse pannen. Het uitwendige muurwerk van de kapel is voorzien van een gemetselde plint en evenals het hoofdgebouw uitgevoerd in gele genuanceerde machinale baksteen waalformaat in kettingverband met licht achteroverhellende voeg. De hoge rondbouw wordt op regelmatige wijze geleed door zes paar lisenen waartussen behalve aan de kant van de koor- en de ingangspartij vier series van zeven (2-3-2) langwerpige rondboogvensters. Het muurwerk wordt afgesloten door een 24-zijdige betonnen bakgoot op dito klossen die zich voortzet langs het koordak. De overgang van de rondbouw naar de tamboer wordt gevormd door een omgaand 24-zijdig koperen lessenaarsdak. De relatief lage 24-zijdige tamboer wordt op dezelfde wijze door lisenen geleed als de rondbouw en is halfweg tussen elke twee paar lisenen voorzien van een rondvenster (totaal zes). Het muurwerk van de tamboer wordt eveneens afgesloten door een 24-zijdige betonnen bakgoot op klossen.
In de als topgevel uitgevoerde en door een gemetselde klokkenstoel bekroonde voorgevel (O) van de uitgebouwde hoofdingang is een rondboogportaal uitgespaard met kwartronde hoekzuilen van lichtgrijs graniet, getrapt gemetselde dagkanten en dito archivolten die omgeven zijn door tufstenen reliëfs met symbolen ontleend aan de Litanie van Maria. De via een brede gemetselde trap bereikbare dubbele eikenhouten portaaldeur is diagonaal beschoten rond twee op ooghoogte aangebachte ruitvormige raampjes. Het halfronde bovenlicht boven de deur wordt in drieën gedeeld door twee gesneden stijlen in de vorm van engelen die bloemslingers vasthouden. Boven het portaal zijn drie rondboogvensters aangebracht waarvan het middelste hoger is. Ter weerszijden van het portaal zit een paar kleinere dito vensters. De beide zijgevels van de aanbouw tellen drie rondboogvensters en worden afgesloten door een betonnen bakgoot op dito klossen. In de rechterzijgevel (N) zijn deze drie vensters hoger geplaatst en zit rechtsonder nog een klein rondvenster. Alle vensters van de aanbouw zijn voorzien van non-figuratief glas-in-lood in pastelkleuren. De koorpartij tegen de westzijde van de kapel is samengesteld uit een hoog, van een halfronde absis voorzien koor met ter weerszijden lagere bouwdelen van twee bouwlagen met plat dak die de verbinding vormen met de divergerende zijvleugels van de binnenhof: aan de zuidzijde de voormalige broederkapel (nu dagkapel) en aan de noordzijde de vroegere novicenkapel en de sacristie. Beide kapellen zijn voorzien van rondboogvensters: drie bovenin de westgevel van de novicenkapel en bij de broederskapel zeven in de oostgevel en vier paar in de westgevel. Het koor heeft bovenin beide zijgevels drie rondboogvensters en een flauw, eveneens met koper gedekt zadeldak. In de halfronde absis tegen de door een natuurstenen kruis bekroonde sluitmuur van het koor bevinden zich vier rondvensters. Direct boven deze rondvensters loopt een zevenzijdig rondboogfries op ruitvormige natuurstenen kraagstenen waarboven het muurwerk eveneens zevenzijdig opgetrokken is. Ook de op betonnen klossen rustende bakgoot erboven en het absisdak heeft een zevenzijdige vorm. Aan de zijde van de binnenhof loopt rond de absis en langs beide kapellen een open galerij van gemetselde pijlers waartussen dito segmentbogen met natuurstenen aanzetstenen. De gang boven het vlakke betonnen plafond van de galerij is voorzien van kleine rondvensters en een met gesmoorde romaanse pannen gedekt lessenaarsdak, dat zich voortzet boven de twee rechthoekige uitbouwen in de noordoost- en zuidoosthoek van de binnenhof. In de zijmuur van deze uitbouwen zit een deur die via een gemetselde trap toegang geeft tot de binnenhof. In het interieur van de kapel staan in een wijde cirkel zes paar twaalf meter hoge betonnen zuilen (de twaalf apostelen symboliserend) die voorzien zijn van blokvormige, aan de kopse zijden onderaan afgeschuinde kapitelen waarop een 24-zijdige betonnen ring rust die het koepelgewelf draagt. Dit ter hoogte van de tamboer aangebrachte 24-delige schaalgewelf heeft een diameter van 20 meter en is uitgevoerd in schoonmetselwerk van afwisselende banen kloostermoppen en handvormstenen waalformaat (in verband met de accoustiek). Ter plaatse van de zes rondvensters van de tamboer zijn lunetten gemetseld. De genoemde betonring is geprofileerd als kroonlijst en wordt door betonnen radiaalbalken waarop een omgaande betonnen plafondplaat verbonden met een tweede betonring bovenop de buitenmuren. De betonnen bouwdelen zijn afgewerkt met een ruwe pleisterlaag. De muren zijn aan de binnenzijde uitgevoerd in schoonmetselwerk van handgevormde gele genuanceerde kloostermoppen (formaat ca. 30 x 11 cm) in Vlaams verband met ruwe voeg, en worden op regelmatige afstand geleed door lisenen. Ter hoogte van de dwars-as bevindt zich zowel links als rechts een tussen twee lisenen ingeklemde lage risaliet waarin twee eikenhouten rondboogdeuren die toegang geven tot de achterliggende, uitgebouwde biechtruimten. Tussen deze deuren die voorzien zijn van een rondboograam in glas-in-lood is beeldhouwwerk aangebracht: links (Z) Maria Magdalena, rechts (N) Johannes de Doper (beide gaven voorbeelden van boetedoening). Alle vloeren in de kapel zijn betegeld met Solenhofener leisteen. De kerkruimte opent met een rondboog naar het koor waarvan de hoog gelegen vloer bereikbaar is via een uitwaaierende trap tussen twee halfronde uitbouwen. Deze zijn voorzien van een bronzen hek waarin christelijke symbolen zijn verwerkt (o.a. een fontein, kerk, schip, bijbel, mijter). Op de houten handlijst van het linker hek staat een bronzen adelaar, op die van het rechter een duif. Linksonder is in de rondboog een hoeksteen ingemetseld gedateerd 10 september 1938. Op de brede onderste trede van de convexe trap staat links en rechts van het midden een eveneens convex bronzen hek dat fungeert als communiebank en waarin symbolen voor de Eucharistie zijn verwerkt. De onderste traptrede zet zich uit- en inzwenkend langs de muur voort tot voorbij de vier zij-altaren in de eerste en derde travee ter weerszijden van het koor. De buitenste twee zijaltaren zijn geplaatst tegen een rondbogig spaarveld waarin een deels geschilderd en geglazuurd terracotta reliëf van de beeldhouwer J. Maris: links Jozef en rechts Willibrordus. De twee zij-altaren direct ter weerszijden van het koor zijn geplaatst in een halfronde, via drie convexe treden toegankelijke absis. In de achterwand hiervan is een sokkel aangebracht waarop links een Mariabeeld van P. Biesiot en rechts een Heilig Hartbeeld (beide van natuursteen). Alle trappen in de kapel hebben treden van crèmekleurige gepolijste kalksteen met contrasterende de stootborden van zwart marmer. De zij-altaren zijn uitgevoerd in licht-leverkleurige travertin oniciato, het hoofdaltaar in donkergrijze travertin antico. Laatstgenoemd altaar draagt een roodkoperen tabernakel en is geplaatst op een rechthoekig podium van drie treden vóór de halfronde koorabsis. De laatste heeft een half-bolvormig gewelf waarin vier rondvensters met in gebrandschilderd glas symbolen voor de Eucharistie. Het grote houten kruisbeeld achter het hoofdaltaar is eveneens vervaardigd door P. Biesiot. De Solenhofener tegels in het koor zijn ter onderscheid gepolijst. Het koor heeft een betonnen cassettenplafond bestaande uit negen casetten. De dwarsliggers hiervan rusten op een natuursteenblok waaronder een korte gemetselde wandpijler op een natuurstenen console. De drie rondboogvensters bovenin beide zijmuren van het koor tonen links (Z) Paulus, Christus en Johannes, en rechts (N) Lot, Melchisedek en Abraham. Daaronder opent het koor naar beide zijkapellen door middel van twee rondbogen rustend op een grijsgranieten pijler. De rondbogen zijn dichtgezet met glazen puien die gedeeltelijk weggeschoven kunnen worden zodat zonodig vanuit de broeders- en novicenkapel de mis in de kapel bijgewoond kon worden. Dit gold in het bijzonder voor de zieke broeders: de ziekenzaal grensde aan het balkon tegen de westwand van de broederskapel. Het balkon tegen de oostwand van de novicenkapel was bestemd voor bezoekers. Beide balkons hebben een zware opengewerkte balustrade van grenenhout met houtsneden van P. Biesiot. Ook de rondboogvensters in de zijkapellen zijn voorzien van gebrandschilderd glas. De drie ramen in de novicenkapel tonen de stichter van de orde S.M. Glorieux, Willibrordus en Adelbertus. In de ramen van de noordmuur van de broederskapel staat de verschijning van Maria aan Bernadette centraal. De zeven ramen in de zuidmuur tonen van links naar rechts de vier evangelisten, Liduina, Christus en Barbara. Het houten plafond van de broederskapel wordt gedragen door kinderbinten rustend op twee moerbalken waaronder consoles als in het koor; het houten plafond van de ondiepe novicenkapel rust op een enkelvoudige balklaag. De broederskapel heeft nog het oorspronkelijke bankenplan met eenvoudige eikenhouten banken. De vloeren en wanden van de broeders- en novicenkapel zijn uitgevoerd als in de kapel. De niet-genoemde deuren in de kapel zijn merendeels getoogde, horizontaal beschoten eikenhouten deuren. Aan de gebrandschilderde ramen in de kapel ligt een uitgebreid iconografisch programma ten grondslag. Centraal in elk van de vier groepen van zeven gebrandschilderde vensters staat Maria aan wie de kapel gewijd is. In de muren eronder zijn kruiswegstaties aangebracht in de vorm van een liggend spaarveld met fresco. De gebrandschilderde rondvensters van de tamboer stellen de zes scheppingsdagen voor. De eenvoudige eikenhouten kerkbanken hebben vlakke zijden waarin een kruismotief is gesneden. Boven de hoofdingang is tegen de oostmuur een eikenhouten balkon aangebracht. Dit vermoedelijk uit 1949 daterende balkon wordt ondersteund door vier achthoekige stijlen en heeft een in- en uitzwenkende vorm (concaaf-convex-concaaf) en een dito houten spijlenhek. De balkonvloer bestaat uit eikenhouten parket in visgraatpatroon. Het brede hoofdportaal wordt geflankeerd door zijportalen waarvan de zuidelijke voorzien is van twee toiletruimten uit de bouwtijd en de noordelijke van een naar de orgelruimte leidende bordestrap waaronder een bergruimte. De portalen hebben getoogde eikenhouten deuren, wanden en vloeren als in de kapel.
Waardering
De kapel is van algemeen belang wegens cultuur- en architectuurhistorische waarde als zorgvuldig ontworpen en gaaf bewaard gebleven historisch-functioneel hoofdonderdeel van het complex 'Sint Willibrordus'. De kapel heeft situationele waarde als hart van dit complex en vanwege de markante stedenbouwkundige situering aan de Kennemerstraatweg.
Monumenten.nl maakt u wegwijs in monumentenland
Alles over monumenten onder één dak.
Een monument kopen, onderhouden of verduurzamen? Hier vindt u alle informatie, inspiratie en praktische tips.
Locatie
Inleiding
COMPLEX 'Sint Willibrordus' bestaande uit een HOOFDGEBOUW (1), KAPEL (2), ZIEKENPAVILJOEN 'Sint Paulus'(3), ZIEKENPAVILJOEN 'Sint Cornelius'(4) twee DOKTERSWONINGEN (5,6), een DIRECTEURSWONING (7) en het VOORTERREIN (8). De bouw van de Sint Willibrordusstichting, thans Psychiatrisch Centrum Willibrord geheten, hing nauw samen met de wens van de broeders van de Onze Lieve Vrouw van Lourdes te Dongen om een eigen "gesticht voor Roomsch-Katholieke mannelyke krankzinnigen" op te richten. Nadat pogingen hiertoe in de provincie Utrecht op niets uitliepen, is in Noord-Holland gezocht naar een geschikt bouwterrein. Dit resulteerde in juli 1927 in de aankoop van het ruim 39 hectare grote voormalige landgoed Ypestein gelegen aan de oostzijde van de Kennemerstraatweg (het kasteel was reeds in 1749 voor afbraak verkocht). De bouw van de inrichting werd tussen 1928 en 1940 gefaseerd uitgevoerd naar ontwerp van het Haagse architectenbureau H.J.W. Thunnissen en J.H. Hendricks in een aan de Delftse school verwante traditionalistische vormgeving. Als hoofdopzet voor het complex werd gekozen voor het paviljoensysteem waarbij de patiënten naar ziektecategorie in een van de acht paviljoens werden ondergebracht. Aannemer van de verschillende gebouwen was P. Bot uit Heerhugowaard. Het toegepaste beeldhouwwerk werd grotendeels ontworpen en uitgevoerd door de Haagse beeldhouwer P. Biesiot. De Haarlemse glazenier K. Trautwein leverde de gebrandschilderde ramen in de kapel.
Zowel de hoofdopzet van het complex als de individuele gebouwen illustreren de opvattingen over de verpleging van psychiatrische patiënten in het interbellum. Voorop stond niet meer het isoleren en opsluiten, maar een op de terugkeer in de maatschappij gerichte heropvoeding in een geordende en rustige omgeving. Aan arbeid werd daarbij een belangrijke positieve rol toegekend. De grondlegger van deze heropvoedings- en arbeidstherapie was de Duitser dr. Simon die zijn ideeën verwezenlijkte in het Provinzialheilanstalt in Gütersloh, dat door de architect, de geneesheer-directeur en de broeder-overste in juni 1928 bezocht werd. In navolging hiervan zou arbeid ook in Heiloo een belangrijke rol krijgen. Naast huishoudelijke taken en werk in de tuinen, werden daartoe twee werkplaatsen gebouwd. In de paviljoens zelf werd gestreefd naar een huiselijke omgeving, ondermeer door "knusse erkerramen" (aldus de architect), het zo mogelijk vermijden van lange, saaie gangen door de zalen direct aan elkaar te laten grenzen, en door deze elk een eigen kleurstelling te geven. "In alles is getracht zoveel mogelijk voor de verpleegden de indruk, dat zij zich in een `gesticht' bevinden, te vermijden. De verblijven en zijn dan ook van gezellige zitjes voorzien en met planten en bloemen versierd". Ook werd bij de bouw van de verschillende paviljoens rekening gehouden met de specifieke eisen van de betreffende doelgroep. Zo is het paviljoen voor psychopaten "van stevige ramen en deuren voorzien en uiterst solide uitgevoerd, zowel met het oog op vernieling als op eventuele pogingen tot uitbraak".
Het ten zuiden van de kapel gelegen observatiepaviljoen "Sint Josef" is eind jaren tachtig vervangen door nieuwbouw. Het achter de kapel, evenwijdig aan het hoofdgebouw gelegen paviljoen "Sint Vincentius", bestemd voor onrustige patiënten, met haaks hierachter in de lengte-as van het terrein een werkplaats, en verder linksachter, eveneens in de lengterichting, het paviljoen "Sint Cornelius, bestemd voor epileptici worden in de tweede helft van 1999 gesloopt. Tot het complex behoorden tevens een groot aantal dienstgebouwen, waaronder een keuken met bakkerij, een machine- annex wasgebouw waarin ook het uit eigen bronnen opgepompte water werd gezuiverd, een boerderij, een broederhuis, een feestzaal en een door de patiënten gebouwd lijkenhuisje met sectiekamer. Voor zover nog aanwezig zijn deze gebouwen niet meer gaaf en vallen, evenals de latere nieuwbouw buiten de bescherming.
Beschrijving
Het merendeel van de paviljoens is in oorsprong symmetrisch rond de lengte-as van het nagenoeg rechthoekige terrein gesitueerd. Vanaf de Kennemerstraatweg bestaat het complex uit een monumentaal HOOFDGEBOUW voorzien van zijvleugels en een achterliggende binnenhof met KAPEL waarvan de beeldbepalende veertig meter hoge koepel letterlijk en symbolisch het middelpunt vormt van het complex. Het PAVILJOEN 'Sint Cornelius' ligt achter het hoofdgebouw ten NO van de centrale as. Buiten de rechthoekige hoofdvorm heeft het terrein rechtsvoor (ZW) een plaatselijke verbreding die benut werd voor de bouw van het PAVILJOEN 'Sint Paulus' voor psychopaten en drie dienstwoningen waaronder een DOKTERSWONING op de hoek van de Ypesteinerlaan en de Kennemerstraatweg, en de voormalige DIRECTEURSWONING ten noorden hiervan aan de Kennemerstraatweg. Een tweede DOKTERSWONING bevindt zich links van het hoofdgebouw. Onder de bescherming valt ook het tussen de Kennemerstraatweg en het hoofdgebouw gelegen VOORTERREIN bestaande uit een TUINAANLEG met bijbehorend TOEGANGSHEK.
Waardering
Complex 'Sint Willibrordus' bestaat uit een HOOFDGEBOUW (1), KAPEL (2), ZIEKENPAVILJOEN 'Sint Paulus' (3), ZIEKENPAVILJOEN 'Sint Cornelius' (4), twee DOKTERSWONINGEN (5,6) en een DIRECTEURSWONING (7) en een VOORTERREIN (8) bestaande uit een TUINAANLEG en een TOEGANGSHEK. Het complex 'Sint Willibrordusstichting' is van algemeen belang wegens cultuur en architectuurhistorische waarde als zorgvuldig ontworpen en deels gaaf bewaard gebleven voorbeeld van een psychiatrische inrichting volgens het paviljoensysteem uit het interbellum.
Eigenschappen
Functie | Hoofdcategorie | Subcategorie | Functietype | Is hoofdfunctie |
---|---|---|---|---|
Kapel(F1) | Religieuze gebouwen | Kapel (F) | oorspronkelijke functie | Ja |
Straat | Getal | Achtervoegsel | Postcode | Plaats | Locatie | Situatie | Is hoofdadres |
---|---|---|---|---|---|---|---|
Kennemerstraatweg | 464 | – | 1851 NG | Heiloo | – | – | Ja |
Hoofdcategorie | Subcategorie | Beschrijving | Notitie |
---|---|---|---|
Religieuze gebouwen | Kerk en kerkonderdeel | – | Centraalbouw |
Kadastraal perceel | Kadastrale sectie | Kadastraal object | Appartement | Kadastrale gemeente |
---|---|---|---|---|
– | D | 5042 | – | Heiloo |
Start | Eind | Notitie | Beschrijving |
---|---|---|---|
1938 | 1940 | – | vervaardiging |