Deventerweg 113, Zutphen

Inleiding

HERENHUIS met TUINHEK, deel uitmakend van woonblok bestaande uit veertien aaneengesloten herenhuizen. Het hoekpand is gebouwd in ca. 1905 door aannemer/ architect H.J. van der Klip (1861-1938) in overgangsarchitectuur. De als aannemer geschoolde Van der Klip signeerde als architect zijn bouwtekeningen, hetgeen overigens in die tijd wel meer gebruikelijk was. Van der Klip is voor de bouw van verscheidene woningen, alle van een nagenoeg zelfde type, in de periode 1903-1914 aan deze zijde van de Deventerweg verantwoordelijk geweest. Het hoekpand bezit behalve een souterrain en bel-etage, een tweede bouwlaag en zolderverdieping. De tweebeukige indeling is goed uit de voorgevel af te leiden. De voor- en linker zijgevel van het pand vertonen duidelijke Jugendstil kenmerken zoals de asymmetrische indeling van de gevels. Het hoekpand wordt behalve door een hoektorentje, door twee erkers, een veranda, vier balkonnetjes en een fraaie, overhoeks geplaatste ingangspartij gekenmerkt, die alle zijn voorzien van sierlijke hekwerkjes in hout of ijzer uitgevoerd en met uitzondering van de erkers door afdakjes worden gedekt. Genoemde onderdelen geven reliëf aan de gevel hetgeen eveneens een kenmerk van Jugendstil is. Daarnaast bestaat er veel aandacht voor details en plantenmotieven in de glas in loodramen, friezen en ijzeren hekwerken. De gevels zijn in gele verblendsteen uitgevoerd met siermetselwerk in hetzelfde materiaal; in deuren, kozijnen, klossen en beschot is fijn gedetailleerd houtsnijwerk toegepast en zijn decoratieve patronen in verschillende kleuren in boogtrommels in de zijgevel aangebracht in natte cement met behulp van een sjabloon. De architect wilde hiermee de sgraffito-techniek imiteren die omstreeks 1900 veelvuldig werd toegepast in België. In de beschrijving wordt deze techniek aangeduid met de term imitatie-sgraffito. De voor- en linker zijgevel staan in sterk contrast met de sobere achtergevel (met houten serre, waarboven een balkon) en de traditionele aankleding van het interieur. De rijke uitvoering van de voorgevel toont duidelijk aan dat de voorgevel het 'gezicht' naar buiten was waaraan het aanzien af te lezen was. De hoekwoning grenst evenals de overige huizen in dit blok, met een korte voortuin aan de parallelweg van de Deventerweg. Een ijzeren TUINHEK in Jugendstil vormentaal scheidt de voortuin van de stoep langs de parallelweg van de Deventerweg.

Het hoekpand is ten noorden van de Deventerweg gesitueerd, aan de noordoost grens van de bebouwde kom van Zutphen en is met zijn voorgevel op één rooilijn met de overige rij woningen in het blok gelegen. Het hoekpand grenst met de linker zijgevel aan een naamloze straat die doodloopt tegen een klein sportcomplex nog voor de achter de huizen gelegen spoorlijn en bedrijventerrein.

Omschrijving

De plattegrond bezit als hoofdvorm een rechthoek. Het samengestelde dak, gevormd door een platdak met in de voorgevel kleine schilddakjes, bezit in de linker zijgevel twee aangekapte lessenaarsdaken en is met rode kruispan belegd. De hoektoren in de linkerzijde van de gevel bezit een tentdak, dat op de kepers is voorzien van schubvorsten. De toren wordt door een piron met uitbundige vormen door een windvaan bekroond. Alle daken bevatten een bakgoot op gesneden klossen.

De VOORGEVEL is in twee beuken verdeeld waarbij de terugwijkende linkerbeuk met veranda en een van een afdak voorzien bovenliggend balkon, uitmondt in de eerder genoemde hoektoren. De rechter beuk bezit een halfronde erker waarboven zich een balkon bevindt. Onder de hoger gelegen vijfhoekige veranda (in het linker gedeelte van de gevel) die via de hardstenen trap aan de voorzijde is te bereiken, zijn drie halfsteens rondbogen aangebracht. De veranda is in rode verblendsteen opgetrokken. Drie van de vijf zijden worden door een in gele baksteen uitgevoerde rondboog die rust op hoge kolommen, afgesloten. De middelste opening bevat de trap en is het breedst. De eensteens rondboog wordt door een koppenlaag van gele verblendsteen om en om afgewisseld. Omdat de vijfde zijde de zijmuur betreft van de gedeeltelijk inpandig gelegen veranda is deze blind. De aanzetstenen van de vier bogen worden alle gevormd door uitgemetselde gele bakstenen onder de binnenwelving van de bogen. De borstwering tussen de kolommen wordt gevormd door een granito dekplaat op een lage kolom. Donkergroen geglazuurde bakstenen begrenzen de granitovloer van de veranda. Het balkon, gescheiden van de veranda door een in zwarte baksteen uitgevoerde geprofileerde lijst, bezit een ijzeren hekwerk met een motief van drie bloemstengels bijeengehouden door een cirkel. Op de met gele bakstenen gemetselde kolommen die in het verlengde staan van hun varianten op de veranda, rusten op bloemtakken gelijkende houten kolommen op granitodekplaten. Deze dragen het rechthoekige lessenaarsdak boven het balkon waarvan de uiteinden van de draagbalken die haaks op de gevel staan, zijn voorzien van een in hout uitgezaagde kop 'en profil'. In de laatste geleding onder de torenhelm komt een samengesteld halfrond venster voor met stolpramen in het midden, geflankeerd door lagere zijlichten met kwartcirkelvormige bovenlichten. Een steens boog met koppen in rode verblendsteen, sluit het venster af. Onder de geprofileerde dakrand zijn segmentboogvormig afgesloten spaarvelden (waarin siermetselwerk) aangebracht die onderling door een uitgemetselde streklaag zijn verbonden. De uitgemetselde hoeken van de toren worden door kleine consoles ondersteund. De rechterbeuk bevat in het souterrain, dat de halfronde vorm van de hoger gelegen erker heeft overgenomen, drie moderne ramen. De erker bezit drie vensters waarin moderne, van voorzetramen voorziene schuiframen met een door een verticale roede verdeeld tweeruits bovenlicht zijn geplaatst. Dit type venster wordt meermalen in de zij- en achtergevel herhaald. Alleen in het middelste raam komt een drieruits bovenlicht voor. De vensters in de voorgevel rusten alle op afgeronde granito vensterdorpels die door trapsgewijs uitgemetselde consoles, waartussen siermetselwerk, worden ondersteund. De vensters worden boven afgesloten door een halfsteens segmentboog met imitatie-sgraffito (bladranken). Tussen raam en boogvulling bevindt zich een kast voor de rolluiken. Een zwarte verblendstenen waterlijst markeert de overgang van erker naar balkon. De muurdammen tussen de ramen van de erker lopen als kolommen op het balkon door en worden door een granito dekplaat afgesloten. Tussen de kolommen is een sierhekwerk gevat, dat identiek is aan het links gelegen balkonhek. De dubbele balkondeuren met lagere zijlichten zijn bovenaan voorzien van een roedeverdeling die de kop van de raampjes in drie ruitjes verdeeld; de kop van elke deurruit bezit 4x2 ruitjes. Het bovenlicht van de deuren is door twee verticale roeden onderverdeeld. De bovenlichten van de zijlichten hebben de vorm van een kwartcirkel en leunen tegen het hoger geplaatste bovenlicht van de deuren. Deuren en ramen worden door een uitgemetselde sierband (met natuurstenen tussenstenen) die de vorm herhaalt van de drie bovenlichten, boven afgesloten. De eensteens sierband bestaat uit gele verblendsteen waarin in de buitenboog om en om geplaatst, koppen van rode verblendsteen die door uitkragende consoles worden ondersteund van onder meer geglazuurde baksteen. De zijkanten van dit rechtergedeelte van de gevel zijn voorzien van in zwarte verblendsteen uitgevoerde plantmotieven. In de geveltop komen drie halfrond afgesloten vensters voor waarvan de twee buitenste draairamen met bovenlichten betreffen. Het middelste venster bevat een stolpraam met een door twee verticale roeden onderverdeeld halfrond bovenlicht. De drie vensters worden door drie bogen, identiek als boven de deuren van het balkon met sierpatroon door tussenstenen met elkaar verbonden. De drievoudige boog is hier echter niet uitgemetseld. De gevel wordt beëindigd door een reeks van uitgemetselde consoles van ongelijke lengte die de klossen onder de dakrand ondersteunen, waartussen een doorlopende in zwarte verblendsteen uitgevoerde sierlijst.

De asymmetrisch ingedeelde LINKER ZIJGEVEL bezit ter weerszijden van een naar voorspringend gedeelte een linkerbeuk die een overdekt balkon bevat en rechts een smalle beuk die de toren vormt. De in hoogte afwijkende dakvlakken worden evenals in de voorgevel door windveren beëindigd die zijn voorzien van gesneden koppen 'en profil'.

Het middengedeelte van de gevel, dat deels schuil gaat achter struikgewas in de smalle tuin naast het huis, bevat een begane gronds draairaam. Het boogveld is weer met imitatie-sgraffito ingevuld zoals eerder vermeld en afgesloten door een halfsteens boog met rode verblendsteen. Ter weerszijden van de boog is als siermetselwerk eveneens in rode verblendsteen, een driehoek aangebracht waarboven zich een smal hoog venster bevindt. De twee vensters bevatten glas in loodramen met in de kop een horizontale roedeverdeling. De afsluitende boogvelden zijn hetzelfde als hiervoor besproken. Ter hoogte van de verdiepingsvloer komt in de linkerzijde van dit gedeelte van de gevel een aan elkaar identiek venster met draairaam voor. De gevel bevat in de derde bouwlaag een venster met drie gekoppelde meerruits ramen waarin diverse glassoorten. Een segmentboog sluit de drie draairamen boven af. De gevel wordt langs de gehele daklijst afgesloten op een wijze zoals te zien is in de voorgevel en die via de overhoeks geplaatste zijmuur die met de toren is verbonden ook daar voorkomt. In de bedoelde overhoeks geplaatste muur is de entree opgenomen. In de gecementeerde voetmuur bevindt zich onder het bordes van de trap, een halfronde blindnis. Een eenvoudige bakstenen trap met moderne buisleuning, evenwijdig aan de gevel geplaatst, loopt tot aan het tuinhekje en markeert de ingangspartij die door een aangekapt schilddakje wordt gedekt. Dit wordt door één houten kolom op het bordes ondersteund. Vanuit de kolom rijzen, overeenkomstig het balkon aan de voorgevel, korbelen op in de vorm van gestileerde bloemstengels ter ondersteuning van het met daktegels belegde afdakje. Tussen de bloemstengels is in hout uitgevoerd een slangekop aangebracht. De deurpartij is gevat in een kozijn, overeenkomstig aan dat van de balkondeuren in de voorgevel. Het deurkozijn rust op hardstenen neuten en dito dorpel. De deur met in het midden een klein deurruit wordt geflankeerd door een verdiept veld waarin bloemmotieven zijn gesneden. De onderzijde bevat panelen met gebiljoeneerde randen; in de bovenzijde komen ruitjes met bewerkt geelkleurig glas voor. De zijlichten bevatten kathedraalglas. Boven het afdakje boven de deur grenst een venster dat identiek is aan het venster, dat voorkomt in de erker van de voorgevel. Doordat het lessenaarsdak in de rechter benedenhoek de overhoeks geplaatste muur volgt ontstaat hier een vijfzijdig dakvlak.

Het linkse deel van de gevel bevat een schuifraam (op lekdorpeltegels), zoals dat ook voorkomt boven de ingangspartij en aldaar beschreven. Het balkon op de hoek in deze gevel wordt door een balustrade met eenvoudige spijlen afgeschermd. De dubbele balkondeuren bezitten grote ruiten waarvan de kop door een verticale roede is gedeeld. Een drielichts getoogd bovenlicht sluit de balkondeuren boven af. Ter weerszijden is in rode verblendsteen siermetselwerk opgenomen. Het lessenaarsdak dat naar beneden is doorgetrokken, rust rechts tegen het vooruitspringende gedeelte van de gevel; links bestaat de zijkant onder het overstekende dak uit plankdelen, met een uitgezaagde onderrand.

Het rechter gedeelte van de linker zijgevel wordt door de in de voorgevel beschreven torenhelm, beëeindigd. Boven het souterrain bevat de eerste bouwlaag een venster van het type dat voorkomt in de erker in de voorgevel en overeenkomstig deze erker, in rode verblendsteen is opgetrokken. Ter plaatse van de overgang naar de verdieping van rood in geel metselwerk, is een segmentboogvormige muursleuf boven de vensterboog geplaatst, die door een koppenlaag van zwarte verblendsteen wordt omlijst. Het gecementeerde veld is voorzien van imitatie-sgraffito (lofwerk). In de tweede bouwlaag komt een identiek venster als in de eerste bouwlaag voor. Het hoogst in de toren geplaatste venster is identiek aan het venster, dat ook voorkomt in de voorzijde van de toren en herhaalt ook de vormen van het fries onder het dak.

De sober uitgevoerde ACHTERGEVEL wijkt in vele opzichten geheel af van de twee eerder besproken gevels. De achtergevel met risalerend rechter gedeelte, is opgetrokken in een grauwe baksteen (in kruisverband gemetseld) en wordt per bouwlaag door dubbele spekbanden, bestaande uit een gele verblendstenen koppenlaag geklemd tussen twee rode verblendstenen streklagen onderverdeeld. De spekbanden sluiten aan ter hoogte van de wisseldorpels van de ramen en worden bij de bovendorpels door de gecementeerde boogvelden onderbroken. Het stolpraam in de derde bouwlaag in het risalerende rechterdeel van de gevel is, (door het uit het platte dak voortkomende dakschild van het lessenaarsdak) verstoken van een boogveld. De spekband zet zich hierboven het raam ononderbroken voort en eindigt tegen de schuine dakrand. Naast de spekbanden vormen waterlijsten horizontale elementen in deze smalle langgerekte achtergevel. Verticaal wordt het risalerende deel over drie bouwlagen op de hoeken door gele verblendstenen gemarkeerd, met uitzondering van de linkerhoek in de derde bouwlaag van het risaliet die gecementeerd is. Het souterrain heeft ten behoeve van een bedrijfsfunktie een gewijzigde indeling gekregen. De aanvankelijk door kolommen ondersteunde open ruimte onder de erker links, is dichtgezet en voorzien van ramen in het gecementeerde muurvlak. Rechts bevindt zich een blindnis ter plaatse van een dichtgezette deur en op de hoek komt een gekoppeld draairaam voor. De brede erker op de bel-etage in het linker gedeelte bevat aan de voorzijde een dubbele enkelruits deur met zijlichten waarvan de kop van de ruiten door een verticale roede is gedeeld. De deur- en raamkozijnen zijn met bladmotieven geïnciseerd. De erker wordt afgesloten door een daklijst met gesneden klossen onder een modern balkonhek. Boven de dubbele balkondeuren (met gedeeld bovenlicht) sluit een segmentboog (met gele verblendstenen koppenlaag) het gecementeerde boogveld af bij alle vensters in dit gedeelte van de gevel. De bovenste verdieping bevat een venster met gekoppelde draairamen dat elk een tweeruits bovenlicht bevat. Het rechter deel van de gevel bevat in de eerste twee bouwlagen een venster, identiek aan het venster, dat voorkomt in de erker in de voorgevel. Het stolpraam dat de risaliet afsluit is reeds besproken. De linkerzijde van het risaliet is behoudens de doorlopende spekbanden en waterlijsten geheel blind uitgevoerd.

Het INTERIEUR bevat een aantal waardevolle onderdelen. De hal is voorzien van een lambrizering en bevat een fraaie vestibule. De kamer en suite is voorzien van rijk geornamenteerde stucplafonds waarin een koof- en perklijst met rolwerk temidden van bladranken in de hoeken is opgenomen. Tussen de ramen en het plafond bevindt zich de opbergkast van de rolluiken. Zowel originele paneeldeuren met diamantkoppen als de twee schouwen zijn aanwezig. Waar oorspronkelijke interieur-onderdelen verloren zijn gegaan worden deze door de eigenaar op goede wijze hersteld of teruggebracht.

Het ijzeren TUINHEK aan de straatzijde vormt met die van de andere huizen in deze rij, die overigens alle goed zijn bewaard, één geheel. De sierlijk welvende spijlen van het hek komen per drie bovenaan samen en worden boven één van de twee regels van het hek door een ornament bekroond.

Waardering

HERENHUIS Deventerweg 113, met TUINHEK, maakt onderdeel uit van een wooncomplex bestaande uit veertien aaneengesloten woonhuizen gebouwd begin 20ste eeuw door H.J. van der Klip.

- Van architectuurhistorisch belang als goed, gaaf voorbeeld van een herenhuis met in Jugendstil uitgevoerde voorgevels. Opvallend is de rijke detaillering in het houtwerk. In in- en exterieur, de toepassing van siermetselwerk in verschillende kleuren verblendsteen, het gebruik van kathedraalglas voor de bovenlichten, de decoratieve invulling van de gecementeerde boogtrommels en friezen met imitatie-sgraffito, alsook het Jugendstil tuinhek aan de voorzijde. In het interieur bevinden zich veelal de oorspronkelijke paneeldeuren, schouwen en stucplafonds.

- Van stedenbouwkundig belang omdat het pand onderdeel vormt van een historisch gegroeid stedelijk (stadsuitbreidings)gebied in het eerste kwart van deze eeuw en daarin een beeldbepalende rol speelt. Het belang wordt versterkt door de ligging op een hoek (Deventerweg en naamloos straatje). Het hoekpand heeft ensemble waarde in relatie met de overige woningen aan deze zijde van de Deventerweg die eveneens in Jugendstil zijn opgetrokken. Het huis vormt daarnaast een goed voorbeeld van het type herenhuis met korte voortuin en diepe achtertuin dat door een ijzeren tuinhek (Jugendstil) van de stoep, bakstenen ventweg en hoofdstraat wordt gescheiden.

- Van cultuurhistorisch belang als goed voorbeeld van een herenhuis als onderdeel van een complex van woningen van de gegoede burgerij die zich omstreeks 1900 buiten de stad vestigden.

Monumenten.nl maakt u wegwijs in monumentenland

Alles over monumenten onder één dak.
Een monument kopen, onderhouden of verduurzamen? Hier vindt u alle informatie, inspiratie en praktische tips.

Locatie

Monumentnummer
523418
Provincie
Gemeente
Plaats

Eigenschappen

Functies
Functie Hoofdcategorie Subcategorie Functietype Is hoofdfunctie
Woonhuis Woningen en woningbouwcomplexen Woonhuis(K) oorspronkelijke functie Ja
Adressen
Straat Getal Achtervoegsel Postcode Plaats Locatie Situatie Is hoofdadres
Deventerweg 113 7203 AE Zutphen Ja
Types
Hoofdcategorie Subcategorie Beschrijving Notitie
Woningen en woningbouwcomplexen Woonhuis(K) Herenhuis
Percelen
Kadastraal perceel Kadastrale sectie Kadastraal object Appartement Kadastrale gemeente
B 3472 Zutphen
Bouwperioden
Start Eind Notitie Beschrijving
1905 1905 vervaardiging
Ambachten
Name Beroep Notitie
Klip, H.J. van der ; Gelderland aannemer / uitvoerder
Naar boven