St. Josephkerk, Alkmaar
Omschrijving
Driebeukige kruisbasiliek met een door ronde traptorens geflankeerde voorgevel, een schip van vier traveeën, en een koor met driezijdige koorsluiting. Op de kruising van het zadeldak van het schip en het schilddak van het transept staat een achtzijdige houten dakruiter met een hoge achtzijdige spits bekroond door een smeedijzeren kruis. Rondom de voet van deze spits zijn acht steile topgeveltjes aangebracht met bovenin een vierpasnis en onderaan driepasbogen op houten stijlen. Beide transeptgevels hebben een brede middenrisaliet voorzien van een topgevel waarachter een zadeldak dat aansluit tegen het schilddak van het transept. Op beide nokeinden van dit schilddak staat een piron. Tegen de voorgevel (Z) is een uitgebouwd portaal opgetrokken op nagenoeg vierkante plattegrond en met een zadeldak haaks op de gevel. In de twee hoeken tussen het transept en het koor bevindt zich een lagere vierzijdige zijkapel onder een driezijdig eindigend overhoeks zadeldak. Tussen het transept en de zijbeuken zijn twee lage rechthoekige aanbouwen opgetrokken voorzien van een plat dak. De aan de voorzijde afgeschuinde zijbeuken hebben vermoedelijk eveneens platte daken, de traptorens een steil kegeldak met koperen beplating. Alle overige daken zijn gedekt met leien in maasdekking. Het buitenmuurwerk is opgetrokken in roodgele machinale baksteen waalformaat in kruisverband met snijvoeg. Het muurwerk heeft een omgaande plint met een afgeschuinde bovenrand van rode profielsteen. Rond het hoofddak loopt een geprofileerde gootlijst waaronder een gemetseld fries van om en om twee rode en twee bruingeglazuurde koppen. De steunberen zijn bovenaan en ter hoogte van de versnijdingen afgedekt met hardsteen. Onder alle (grote) vensters loopt een hardstenen cordonlijst.
De portaaluitbouw in het midden van de symmetrische voorgevel heeft een met hardsteen afgedekte topgevel en twee terugliggende opgeklampte dubbele deuren voorzien van sierbeslag. Tussen deze via een hardstenen stoep bereikbare portaaldeuren is een hardstenen stijl aangebracht. De twee dagkanten ter weerszijden van de deuren zijn verfraaid met een driekwartzuil van rode profielsteen met een basement van hardsteen en een bladkapiteel van een zachtere steensoort. Op de eveneens hardstenen latei boven beide deuren rust een spitsbogig spaarveld met bovenin een rond polychroom tegeltableau ("IHS" omgeven door engelenkopjes) en daaronder twee spitsbogige bovenlichten voorzien van pastelkleurig glas-in-lood (stervormige motieven). Boven het spaarveld hangt een lamp aan een smeedijzeren arm. In beide zijmuren van het portaal zijn twee staande vensters aangebracht voorzien van glas-in-lood (roze bies) en een (gemeenschappelijke) lekdorpel en latei van hardsteen. Het portaal wordt met de traptorens verbonden door kleine uitbouwen met een klein staand venster en een leigedekt lessenaarsdak. Boven de aansluiting van het portaaldak is in de voorgevel een rij van tien vierkante polychrome tegeltableaus ingemetseld met sierpatronen. Hierboven zijn in de voorgevel drie vensters aangebracht: een groot spitsboogvenster waarvan de kalkstenen tracering bovenin de vorm heeft van een roosvenster, en ter weerszijden een smal en lager spitsboogvenster. Tegen de muurdammen tussen de drie vensters zijn twee kalkstenen beelden aangebracht: links Maria en rechts Jozef. De beelden zijn geplaatst op een zuiltje en voorzien van een torenachtig opgebouwd baldakijn, beide eveneens van kalksteen. Onder de genoemde vensters loopt een hardstenen cordonlijst die zich uitstrekt tot voorbij de traptorens. Onder deze lijst zijn de traptorens achthoekig, erboven rond. Boven het grote middenvenster heeft de voorgevel een spitsboogfries op kalkstenen kraagsteentjes waarop een hardstenen cordonlijst die zich eveneens rond de traptorens uitstrekt. De topgevel erboven is bovenin, langs de met hardsteen afgedekte randen, getrapt gemetseld, en wordt bekroond door een hardstenen kruis. Op de genoemde cordonlijst zijn in de topgevel vijf spitsboogvensters geplaatst die naar het midden in hoogte en breedte toenemen en van elkaar gescheiden worden door driekwartzuiltjes van rode profielsteen. De boven de cordonlijst uitstekende lage bovenste geleding van de traptorens is rondom voorzien van smalle rechthoekige vensters, waarboven uitkragend lijstwerk. Hierop rust het steile kopergedekte kegeldak, dat onderaan licht ingesnoerd is en wordt bekroond door een koperen kruis. Het tegen de voorgevel opgetrokken ronde middensegment van beide torens is voorzien van kleine lancetvensters met hardstenen lekdorpels. In de onderste torengeleding zijn smalle rechthoekige vensters aangebracht met een lekdorpel en latei van hardsteen. De vier zijbeuktraveeën worden van elkaar gescheiden door steunberen met een versnijding ter hoogte van de cordonlijst onder de vensters. Behalve de eerste travee telt elke zijbeuktravee drie spitsboogvensters waarvan het middelste hoger en breder is. De drie vensters zijn geplaatst in een spaarveld met de vorm van een sterk gedrukte spitsboog. De eerste travee heeft een afgeschuinde hoek waarin een opgeklampte dubbele deur met sierbeslag en ter weerszijden driekwartzuilen als in het hoofdportaal. Boven de deur is een hardstenen latei aangebracht waarop een spitsboogvormig bovenlicht (met pastelkleurig glas-in-lood) binnen een met hardsteen afgedekte topgevel die bekroond wordt door een eveneens hardstenen cirkel met kruismotief. Bovenin beide topgevels hangt een lamp aan een smeedijzeren arm. Naast de twee zijportalen is aan de kant van de voorgevel een pijler opgetrokken bekroond door een hoge achtzijdige pinakel verfraaid met hardsteen. Vanaf deze pinakels loopt een met hardsteen afgedekt muurvlak schuin omhoog tot aan de traptorens. Aan de andere zijde worden beide zijportalen begrenst door een overhoekse steunbeer met één versnijding, waarnaast een spitsboogvenster. Boven de zijbeuken loopt een gemetselde balustrade van rode profielsteen met een hardstenen bovenrand. Onder de balustrade zijn in het metselwerk bruingeglazuurde koppen aangebracht als in het fries boven de lichtbeuk. De steunberen van de zijbeuken zetten zich via een schuine overgang naar boven toe voort en geleden ook de lichtbeuk in vier traveeën. In elke lichtbeuktravee is een groot spitsboogvenster aangebracht met in de vensterkop een fors rond raam. Rond de lage aanbouwen in de hoek tussen de zijbeuken en het transept loopt eenzelfde balustrade als boven de zijbeuken. In de zuidgevel van de westelijke aanbouw bevindt zich een opgeklampte dubbele deur, en in de westgevel twee kleine staande vensters met een gezamelijke hardstenen lekdorpel en latei. De oostelijke aanbouw heeft in de oostgevel twee identieke vensters. De zuidgevel wordt door een latere aanbouw aan het oog onttrokken. De twee transeptgevels hebben overhoekse steunberen zonder versnijding. In de brede middenrisaliet is een spitsboogvormig spaarveld aangebracht met bovenin een roosvenster en daaronder drie spitsboogvensters op een hardstenen cordonlijst. De middenrisaliet heeft een vergelijkbare topgevel als de voorgevel, echter zonder getrapt metselwerk, hardstenen kruis en spitsboogfries. In plaats van de laatste zet het fries onder de gootlijst zich voort langs de transeptgevels. In de zijmuren van de transeptarmen zijn twee spitsboogvensters aangebracht als in de lichtbeuk; de twee transeptvensters direct naast het koor zijn echter uitgevoerd als rondvenster. Tegen de noordgevel van de oostelijke transeptarm is in 1947 een kleine doopkapel opgetrokken voorzien van een driezijdige oostgevel, drie kleine spitsboogvensters en een leigedekt schilddak. Op beide zijden van het schip- en het transeptdak staan twee (in totaal acht) dakkapellen. Deze hebben leigedekte zijden, een luik waarin twee rondboograampjes, en een leigedekt zadeldak met een driehoekig overstek waarboven een tweedelig voorschild bekroond door een piron.
Het koor en de zijkapellen ter weerszijden worden geleed door steunberen met één versnijding. In iedere travee is een spitsboogvenster aangebracht. Zowel het vijfzijdige koordak als het door een piron bekroonde dak van beide zijkapellen draagt een dakkapel als bovengenoemd.
INTERIEUR. In het interieur worden middenschip en zijbeuken van elkaar gescheiden door gemetselde pijlers met een rechthoekige kern waartegen aan de middenschipzijde een pilaster die doorloopt tot aan de gordelbogen van het gewelf, en aan de zijbeukkant een pilaster tot aan de spitsbogen tussen de zijbeuktraveeën. De kruisvormige pijlers hebben een plint van paarsrode machinale waalsteen met snijvoeg waarop een geprofileerde hardstenen plaat. Daarboven zijn ze uitgevoerd in gele verblendsteen waalformaat met snijvoeg. De spitsbogen tussen de pijlers en tussen de zijbeukstraveeën zijn gemetseld in dezelfde gele baksteen. Tegen de eveneens in gele verblendsteen uitgevoerde pilasters, die de wand van het middenschip geleden, zijn driekwartzuilen van gele profielsteen aangebracht rustend op een met een rand van diamantkoppen versierde kraagstenen van kalksteen ter hoogte van de aanzet van de scheibogen. De driekwartzuilen hebben een kalkstenen kapiteel onder de aanzet van de gordelboog. Boven de scheibogen is in de witgepleisterde wand een enkele laag van gele verblendsteen aangebracht. De door een rand van gele verblendsteen omzoomde spitsboogvensters van de lichtbeuk zijn voorzien van glas-in-lood: matglas met een roze of blauwe bies. Onder de vensters loopt een cordonlijst van gele profielsteen waarboven ter weerszijden van de vensters een band van gele verblendsteen waarin kleine staande nissen met een floraal tegeltableau (twee bloemen boven elkaar) in de kleuren blauwgroen, geel en lila (blijkens opschrift afkomstig uit een Delftse aardewerkfabriek). Het middenschip en het transept worden overwelfd door gedrukte houten spitstongewelven (thans bruingeschilderd), waaronder een spitsboogfries van gele verblendsteen en een rand van gele profielsteen. Boven de zijbeuken zijn witgepleisterde kruisribgewelven aangebracht met ribben van gele profielsteen rustend op kraagsteentjes van kalksteen. De witgepleisterde wanden van de zijbeuken hebben een dito cordonlijst onder de vensters en zijn onderaan uitgevoerd in paarsrode machinale waalsteen in halfsteens verband met snijvoeg, waarboven een rollaag van gele baksteen. Boven deze rollaag zijn de wandpilasters van de zijbeuken uitgevoerd in gele verblendsteen met bovenaan een voluutvormig fantasiekapiteel in kalksteen. Over de volle breedte en diepte van de eerste middenschiptravee is een zangerstribune aangebracht met een gewit balkenplafond rustend op een moerbalk waarvan de uiteinden ondersteund worden door een korbeel waaronder een driekwartzuiltje van gele profielsteen met een kapiteel en kraagsteen van kalksteen. De dichte blankhouten balustrade van het balkon heeft aan de schipzijde halfzuiltjes waartussen driepasbogen. De vensters in de aan de binnenzijde witgepleisterde voorgevel zijn voorzien van glas-in-lood (XXc). De zangerstribune is toegankelijk via een spiltrap in de westelijke traptoren. De vensters in deze traptoren zijn voorzien van matglas met een roze bies. In de achterwand onder de zangerstribune zijn drie deuren aangebracht met rondom gele verblendsteen: in het midden een moderne draaideur waarboven een gebrandschilderd spitsboogvenster met een voorstelling van St. Jozef met Kind, en links en rechts hiervan een paneeldeur naar de traptorens. Op de achterwand is in de oorlog een wandschildering aangebracht met links St. Joris en rechts St. Christoffel. Het uitgebouwde portaal heeft witgepleisterde wanden boven een plint als in de zijbeuken, en een (gewit) houten spitstongewelf waaronder een uitkragende band van gele verblendsteen. De vloer van het portaal is evenals die van de kerk samengesteld uit diagonaal gelegde lichtgrijze, gele en ornamenttegels in schaakbordpatroon. De laatste hebben een zwart fond en een geel floraal middenornament met een witte omranding. De zijkanten van de neogotische kerkbanken zijn voorzien van een staand paneel met driepasboog waarboven een ronde bovenzijde met gesneden bloemmotief. De rechte leuning van de zijkant eindigt in een bladmotief en telt drie spitsbogen. De zitting eronder rust op een driepasboog.
De transeptgevels worden aan de binnenzijde geleed door een groot spitsbogig spaarveld (waartegen onderaan een biechtstoel uit de jaren '20 of '30). De transeptvensters zijn voorzien van modern glas-in-lood; de vier rondvensters bovenin de noordmuur van het transept tonen de vier kerkvaders en dateren uit 1930. Onder de twee buitenste rondvensters zijn drie spitsboogvensters aangebracht, onder de twee ter weerszijden van het koor drie spitsboognissen. De zijaltaarruimten hieronder openen naar het transept en het koor door een spitsboog van gele verblendsteen. Deze nevenruimten hebben een mozaïekvloer in waaierpatroon waarin kruismotieven en een rand met bloemmotieven. De drie spitsboogvensters in beide ruimten zijn voorzien van moderne gebrandschilderde ramen. De nevenruimten worden overwelfd door een zevendelig witgepleisterd ribgewelf met ribben van gele profielsteen. De in 1935 geplaatste zijaltaren zijn inmiddels weer verwijderd. In de eerste koortravee is boven de spitsboog naar de zijaltaarruimten een spitsboognis aangebracht waaronder een polychroom tegeltableau: op de linker staat de heilige Catharina van Siena afgebeeld, op de rechter St. Dominicus (tussen de wapens van Alkmaar en de Dominicanen). In de wandpijler tussen het koor en de rechter zijaltaarruimte zit een eerste steen van hardsteen ingemetseld gedateerd 26 maart 1909. Het tongewelf van het middenschip zet zich voort boven de eerste koortravee die door een grote spitsboog van gele verblendsteen gescheiden wordt van het smallere voorste gedeelte van het koor. Dit heeft een vijfzijdige witgepleisterde wand waarboven een zesdelig dito ribgewelf. De vijf wandvlakken worden van elkaar gescheiden door driekwartzuilen als in het middenschip, waarvan de basementen zijn aangebracht ter hoogte van de gewitte cordonlijst onder de vijf koorvensters. Deze gebrandschilderde ramen tonen van links naar rechts de Annunciatie, de Geboorte, de Kruisdood, de Verrijzenis, en de Kroning van Maria. Het uit 1917 daterende middenraam en de twee kort daarna geplaatste ramen ter weerszijden werden vervaardigd door pater Raymundis van Bergen. De buitenste ramen dateren uit 1933. Op het in de jaren '60 verhoogde priesterkoor staat een rijk neogotisch hoofdaltaar uitgevoerd in zandsteen. De altaartafel heeft een blad van gepolijst crèmekleurig kalksteen en in de voorzijde zes roodmarmeren zuiltjes waartussen drie reliëfs (een kruis en ter weerszijden een aanbiddende engel). De bovenbouw van het altaar is uitgevoerd als een met hogels versierde en door een kruisbloem bekroonde topgevel, met in reliëf een voorstelling van de Kruisdood en daaronder engelen en heiligen in hoogreliëf tussen zuiltjes van lichtgeel marmer. De topgevel wordt geflankeerd door twee op lage zuilen geplaatste heiligenbeelden waarboven een op zuiltjes van rood marmer rustend baldakijn met een torenachtige opbouw bekroond door een pinakel.
Waardering
Het kerkgebouw met bijbehorend interieur is van algemeen belang vanwege de cultuur- en architectuurhistorische waarde als historisch-functioneel hoofdonderdeel van het rooms-katholiek kerkcomplex "St. Joseph" en als gaaf bewaard voorbeeld van vroeg 20ste-eeuwse neogotische kerkelijke bouwkunst naar ontwerp van de architecten Gebroeders Margry en Snickers.
Monumenten.nl maakt u wegwijs in monumentenland
Alles over monumenten onder één dak.
Een monument kopen, onderhouden of verduurzamen? Hier vindt u alle informatie, inspiratie en praktische tips.
Locatie
Inleiding
Rooms-katholiek kerkcomplex "St. Joseph" omvat een KERKGEBOUW met PASTORIE uit 1909 en bijbehorende ERFSCHEIDING langs de Nassaulaan en de Kennemersingel. De gebouwen zijn opgetrokken in neogotische trant naar ontwerp van het Rotterdamse architectenbureau Gebr. Margry en Snickers. Aannemer was N.J. van Groenendaal uit Breda. Met de stichting van een zelfstandige Josephparochie in 1922 werd de kerk een volwaardige parochiekerk. De gebrandschilderde ramen in de zijbeuken hebben de patroonheilige St. Jozef tot onderwerp en zijn in 1955 vervaardigd door de Bergense kunstenaar Jaap Min in het atelier van M.A. Pater. Aan de wanden van de zijbeuken hangen veertien grote geschilderde kruiswegstaties vervaardigd in 1927 door pater Raymundis van Bergen. Het tweeklaviers Ypma-orgel telt 21 registers en dateert gezien de eikenhouten kas en het zinken pijpwerk uit de jaren '20 of '30 van de 20ste eeuw. De huidige speeltafel is afkomstig uit de gesloopte Dominicuskerk. De pastorie werd vijf jaar na de bouw vergroot, waarbij onder meer de rechter helft van het pand een verdieping kreeg. Uit oude foto's blijkt dat de hekpijlers van de erfscheiding oorspronkelijk hoger waren en door ijzeren spijldelen met elkaar werden verbonden.
Het complex is zeer beeldbepalend gesitueerd aan de Singelgracht, op de hoek met de Nassaulaan.
N.B. Het bronzen Christus-Koningbeeld (1948) vóór de kerk en de moderne aanbouw (XXc) tegen de linkerzijgevel (NW) van de pastorie vallen buiten de bescherming.
Omschrijving
Het rooms-katholiek kerkcomplex "St. Joseph" bestaat uit drie afzonderlijk te beschermen onderdelen die gesitueerd zijn op een driehoekig terrein tussen de Kennemersingel en de daarop onder een scherpe hoek uitkomende Nassaulaan: een kruisbasiliek met de ingang op de hoek van de Kennemersingel en de Nassaulaan, een pastorie met de ingang aan de Nassaulaan, en een erfscheiding langs de Nassaulaan en de Kennemersingel. De pastorie wordt door een sacristie met het kerkgebouw verbonden. Zowel de kerk als de pastorie zijn opgetrokken in roodgele machinale baksteen afgewisseld met siermetselwerk van bruingeglazuurde baksteen en rode profielsteen en natuursteen voor gevelonderdelen zoals lekdorpels, lateien en deklijsten. Het terrein waarop de kerk en pastorie staan wordt van de openbare weg gescheiden door een lage muur van rode baksteen afgedekt met hardsteen.
Waardering
Het rooms-katholiek kerkcomplex "St. Joseph" bestaande uit een kruisbasiliek, pastorie en erfscheiding is van algemeen belang wegens cultuur- en architectuurhistorisch waarde als gaaf bewaard voorbeeld van vroeg 20ste-eeuwse neogotische kerkelijke architectuur, representatief voor het oeuvre van de gebroeders Margry. Het complex heeft grote situationele waarde vanwege de beeldbepalende ligging en silhouetwerking aan de Singelgracht op een kruispunt van wegen.
Eigenschappen
Functie | Hoofdcategorie | Subcategorie | Functietype | Is hoofdfunctie |
---|---|---|---|---|
Kerk | Religieuze gebouwen | Kerk en kerkonderdeel | oorspronkelijke functie | Ja |
Straat | Getal | Achtervoegsel | Postcode | Plaats | Locatie | Situatie | Is hoofdadres |
---|---|---|---|---|---|---|---|
Nassaulaan | 2 | – | 1815 GK | Alkmaar | – | – | Ja |
Hoofdcategorie | Subcategorie | Beschrijving | Notitie |
---|---|---|---|
Religieuze gebouwen | Kerk en kerkonderdeel | – | Kruisbasiliek |
Kadastraal perceel | Kadastrale sectie | Kadastraal object | Appartement | Kadastrale gemeente |
---|---|---|---|---|
– | E | 6586 | – | Alkmaar |
– | E | 6585 | – | Alkmaar |
Start | Eind | Notitie | Beschrijving |
---|---|---|---|
1909 | 1909 | – | vervaardiging |
Name | Beroep | Notitie |
---|---|---|
Margry en Snickers, Gebr. ; Noord-Holland | architect / bouwkundige / constructeur | – |
Groenendaal, N.J. van ; Noord-Holland | aannemer / uitvoerder | – |