Sterkerij 14, Ede

Omschrijving onderdeel 8: WAS- ,KLEED- EN SCHAFTLOKAAL.

Inleiding

Voormalig was-, kleed- en schaftlokaal met loopbruggen (WASINRICHTING, KLEEDGELEGENHEID, KANTINE), gebouwd in 1950-51 naar een ontwerp uit 1949 van architect D. Masselink van het Bouwkundig Plannenbureau A.K.U. (aangeduid onder nummer 8 op bijbehorende kaart). Het gebouw is gelegen op de binnenplaats van het oude fabriekscarré en is via loopbruggen verbonden met de productiegebouwen. De bouwkosten werden geraamd op 300.000,= gulden. De bouwstijl vertoont invloeden van het naoorlogs functionalisme en het architectonisch concept is te bezien als een kleinschalige variant en vroeg voorbeeld van het indertijd geïntroduceerde idee van de 'megastructuur': een relatief groot gebouw dat uiteenlopende functies en verkeerswegen in zich opneemt, destijds vooral bekend geraakt via het door Van Tijen en Maaskant tussen 1947 en 1952 gebouwde Groothandelsgebouw in Rotterdam.

Voor de oorlog waren er meerdere schaft- en kleedlokalen op het terrein aanwezig, die echter door enkele oorlogsbombardementen werden beschadigd. Na jaren van behelpen met krappe ruimtes, verrees er in 1951 dit voor die tijd zeer moderne en gerieflijke bouwwerk, dat wegens de loopbruggen al gauw "de Luchtbrug" als bijnaam kreeg. Het gebouw en de inrichting waren indertijd toonaangevend en hebben landelijk voor vele bedrijfskantines als voorbeeld gediend. De opening in oktober 1951 werd rechtstreeks via de radio uitgezonden.

Omschrijving

Het gebouw beslaat een rechthoekig grondplan en telt twee bouwlagen van gelijke breedte en lengte plus een derde, teruggelegen bouwlaag met omlopend terras, alle platgedekt met ruim, licht opgeknikt overstek. Vanuit de derde bouwlaag vormen twee, op de kopse kanten gesitueerde loopbruggen, beide eveneens platgedekt maar met een lager dak, een verbinding met het oude fabriekscarré. Het gebouw heeft een betonnen casco en dito vloeren en is voornamelijk opgetrokken uit beton, baksteen, staal en glas. De constructie bestaat uit vlakke betonnen vloer- en zolderplaten, direct ondersteund door een omvangrijke zuilenstelling, in de derde bouwlaag uitmondend in betonnen vollewand portaalspanten met opwaarts geknikte onderranden en zich naar onderen verjongende stijlen. De loopbruggen worden geschraagd door betonnen vollewand portaalspanten met opwaarts geknikte onderranden en relatief weinig toegepaste betonnen pendelstijlen voorzien van bijzondere stalen koppen met staafijzers. Het ornamentloze ontwerp wordt verlevendigd door de toepassing van bijzondere materialen, zoals decoratief werkende, in strekkenverband rond de kopgevels gemetselde, blauw geglazuurde baksteen en grootschalig gebruik van glazen bouwstenen in de afgeronde hoeken van de derde bouwlaag. De eerste twee bouwlagen worden door de zuilenstelling geleed in 20 lengtetraveeën en 6 breedtetraveeën. In de langsgevels zijn tussen de staanders achttienvaks betonnen cassettenkozijnen geplaatst waarin stalen ramen, die over beide bouwlagen lopen maar in het middendeel blind zijn. De hoeken zijn opgetrokken in voornoemde, blauw geglazuurde baksteen. Centraal in de kopgevels bevinden zich de entreeportalen, over twee bouwlagen voorzien van glazen puien met op begane-grondniveau drie dubbele ijzeren toegangsdeuren. Ter weerszijden enkele vierkante valraampjes met karakteristieke betonnen kaderkozijnen. De terrassen op de derde bouwlaag zijn afgezet met een ijzeren balustrade. Tussen de staanders van de langsgevels cassettenkozijnen als voornoemd waarin stalen ramen en deuren. De afgeronde hoeken zijn eveneens geleed door betonnen cassettenkozijnen, maar volledig ingevuld met glazen bouwstenen. Loopbruggen vergelijkbaar gedetailleerd.

De indeling van het interieur is in grote lijnen ongewijzigd. Ontsluiting van de verdiepingen via keizerlijke trappen in de kopgevels van het gebouw. Opzet en inrichting van het gebouw geheel gericht op helderheid, schoonheid, hygiëne en veel licht- en luchttoetreding. In de parterre en de eerste verdieping bevonden zich de kleed- en waslokalen. In beide kleedlokalen stonden in het midden wasbakken en aan de zijkanten kleedkastjes, in totaal 1032 per bouwlaag. Elke week kreeg iedere werknemer een stuk sunlight-zeep. De kastjes werden rond de bestaande zuilen aangebracht en zijn voor een groot deel bewaard gebleven. Iedere werknemer kreeg zijn eigen afsluitbare kleedkastje, voor die tijd een noviteit. Op de tweede verdieping het schaftlokaal, met vrije uitzichten op de binnenplaats van het oude carré. Oorspronkelijk waren hier drie schaftruimtes, waarvan het gebruik afhankelijk was van stand en geslacht. De fabrieksmeisjes hadden een kantine in de luchtbrug naar de textielafdelingen. In het midden het grote lokaal voor het mannelijk fabriekspersoneel en in de luchtbrug aan de andere zijde de beambtenkantine voor kantoorpersoneel.

Waardering

Het voormalig was-, kleed- en schaftlokaal (WASINRICHTING, KLEEDGELEGENHEID, KANTINE) is van algemeen belang:

- het object heeft cultuurhistorische waarden als illustratie van het pionierskarakter van de bedrijfsleiding in sociaal-economisch opzicht, waarbij ten behoeve van het welbevinden van het personeel steeds meer voorzieningen werden getroffen op het terrein. Daarnaast vanwege het belang van het innovatieve ontwerp voor de typologische ontwikkeling van naoorlogse bedrijfskantines in Nederland;

- het object heeft architectuurhistorische waarden als exponent van het naoorlogse Functionalisme, en inzonderheid als vroeg voorbeeld van een kleinschalige variant op het indertijd innovatieve concept van de megastructuur. Daarnaast vanwege de toegepaste bouwtechnische constructies, met name de centrale zuilenstelling, vollewand portaalspanten in de kantine en pendelstijlen onder de loopbruggen;

- het object heeft ensemblewaarden vanwege de weloverwogen situering op het binnenterrein van het oude fabriekscarré, waarmee het via de loopbruggen functioneel verbonden was, en als zodanig goed en snel bereikbaar was vanuit de omliggende bedrijfshallen.

Monumenten.nl maakt u wegwijs in monumentenland

Alles over monumenten onder één dak.
Een monument kopen, onderhouden of verduurzamen? Hier vindt u alle informatie, inspiratie en praktische tips.

Locatie

Monumentnummer
527070
Complexnaam
ENKA-complex
Provincie
Gemeente
Plaats
Complexomschrijving

Complex0mschrijving

Inleiding

Ten zuiden van de spoorlijn Arnhem-Utrecht gelegen KUNSTZIJDEFABRIEK, opgericht als de "N.V. Nederlandsche Kunstzijdefabriek", in de volksmond kortweg "Enka" genoemd. De geschiedenis van de Nederlandse kunstzijdeproductie kreeg een formeel begin op 8 mei 1911, toen op initiatief van scheikundeleraar dr. J.C. Hartogs in Arnhem de eerste kunstzijdefabriek werd opgericht. Hij introduceerde een nieuw procédé, waarbij uit de chemische reactie tussen gezwavelde cellulose en loog een viscosestroop ontstond, die verhardde wanneer ze door een zuurbad werd geleid en een draad gesponnen kon worden met vergelijkbare eigenschappen als zijde. De kunstzijde bleek een gewild product met veel toepassingsmogelijkheden, waardoor elders alras nieuwe fabrieken werden gebouwd, zoals te Breda en Nijmegen. De Enka-Arnhem besloot uit concurrentieoverwegingen een vier keer zo grote fabriek in Ede te gaan bouwen, waar ruime hoeveelheden zacht water, een gunstig plaatselijk loonpeil en een goed bereikbare locatie aan de spoorlijn Utrecht-Arnhem op goedkope grond (vml. Schraaljammerheide) voorhanden waren.

In 1919 liet dr. Hartogs de genieofficier Van den Bosch een eerste fabriek bouwen, destijds voor 2000 werknemers. Na diverse grote uitbreidingen, voornamelijk in 1925 en 1928, steeg het bebouwde oppervlak tot ruim 85.000 m² en groeide het aantal werknemers gestaag naar maar liefst 5.200 personen, waarmee de fabriek werd beschouwd als de grootste van Nederland. In enkele bouwfasen was een grootschalig complex neergezet dat gekenmerkt werd door een zeer planmatige opzet en efficiënte indeling. In januari 1922 startte de productie in Ede. De werkzaamheden bestonden uit een nat, chemisch proces en een aantal droge nabewerkingen zoals twijnen, conen en krimpen van de draden, waarna het product op spoelen, scheerbomen of cones naar de klant kon. Om minder afhankelijk te worden van de conjunctuurgevoelige textielbranche streefde men na de oorlog naar productdifferentiatie, getuige de productie van bijvoorbeeld viscosesponzen. Door fusies ging Enka op in de Algemene Kunstzijde Unie (AKU), en later AKZO en AKZO-NOBEL. O.a. wegens de toenemende concurrentie uit de lage-lonenlanden en de opkomst van goedkopere alternatieven voor viscose, moesten vele kunstzijdefabrieken hun deuren sluiten. De Enka staakte haar productie op 30 september 2002. Gedurende de 80 actieve jaren werden in Ede verschillende, later gepatenteerde uitvindingen gedaan (o.a. spinpomp), die van groot belang bleken voor de productie en verdere ontwikkeling van viscoseproducten. Door alle bedrijfssluitingen was Ede lange tijd de enige Nederlandse fabriek die nog viscosegaren maakte voor de textielindustrie. Thans is van de grote Nederlandse kunstzijdefabrieken alleen in Ede veel oorspronkelijke bebouwing bewaard gebleven.

Het bedrijf had vooral behoefte aan vrouwen en meisjes, die de voorkeur genoten voor het vele fijne werk. Zij konden niet ter plaatse worden geworven en moesten van ver weg worden aangevoerd. Er werd daarom een bedrijfsautobusdienst opgericht, de "N.V. tot de exploitatie van autobussen" (E.V.A.), die met in totaal 39 bussen en dagelijkse pendeldiensten op 120 bestemmingen uitgroeide tot de grootste busmaatschappij van Nederland. Omstreeks 1925 werden daarvoor garagefaciliteiten ten westen van de fabriek gebouwd, later uitgebreid met carrosserieafdeling, spuiterij, onderhoudswerkplaats en magazijn. Gelijktijdig kwamen er eind jaren twintig dagelijks ook nog 2000 meisjes naar Ede met speciale treinen uit Arnhem, Nijmegen, Utrecht en Amersfoort. Geschoolde, meest mannelijke werknemers werden in Ede gehuisvest. Gezinnen, bij voorkeur met veel dochters, werd huisvesting aangeboden. Enige tijd werden er in de omgeving diverse pensions speciaal voor meisjes ingericht. Voor de huisvesting van de vele nieuwkomers richtte de gemeente in 1919 de woningbouwvereniging "Vooruit" op, initiatiefnemer van het bekende, in de nabijheid gerealiseerde gelijknamige tuindorp, dat oorspronkelijk 300 woningen telde voor Enka-werknemers en hun gezinnen. Van meet af aan probeerde de Enka een sociaal vangnet te bieden, met redelijke beloningen en veel secundaire voorwaarden, zoals uitvoerige ondersteuning van het verenigingsleven, aandacht voor scholing en een eigen medische dienst. Ongevallen met dodelijke afloop in 1925 leidden het begin van de vrijwillige reddingsbrigade in, onder leiding van Dokter Heimans, een pionier in de bedrijfsartsenij. Hij werd een centrale figuur in het bedrijf en leverde een belangrijke bijdrage aan de verbetering van de arbeidsomstandigheden. De ENKA had reeds lang voor het tot stand komen van de Ziektewet in 1930 een eigen ziekengeldvoorziening. Ook het begrip pensioen bestond in een wat patriarchale vorm al sinds 1917 en kreeg in 1929 een definitieve vorm door oprichting van het Enka Pensioenfonds. Er waren fabriekscommissies om de wensen, ideeën en klachten van de medewerkers door te geven. Voor de medewerkers ontstond een grote reeks van Enka-verenigingen, waaronder een mandolineclub, toneelvereniging, inkoopverenging, biljartclub, wielerclub, kaatsclub, turnvereniging, speeltuinvereniging en het bekende Enka Mannenkoor. Al deze verenigingen zagen tussen 1925 en 1927 het licht en het bedrijf verleende in ruime mate faciliteiten. De verenigingen kregen het inmiddels overbodige pension de Reehorst als verenigingsgebouw toegewezen, later verbouwd tot veelzijdig recreatiecentrum. In 1955 werd voetbalvereniging de Rayontrappers opgericht, later herdoopt tot Blauw-Geel, de kleuren van de A.K.U.. Ook stichtte de Enka bijzondere lagere scholen en een middelbare school en werd het Enka-bad gebouwd, gevuld met warm water uit de fabriek.

De vroegste bebouwing van het fabrieksterrein bestond uit een carré van vier gesloten en naar binnen gekeerde vleugels rondom een open binnenplaats. Op de hoeken vier forse torens, de toegangspoort oorspronkelijk in het midden van de westgevel. De uitbreidingen omvatten o.a. een groot bouwblok ten westen van dit carré, samengesteld uit drie eveneens gesloten vleugels rondom een tweede binnenplaats. Door deze uitbreiding kwam de centrale toegang, in de vorm van een groot poortgebouw, aan de noordzijde bij het spoor te liggen, waar de fabriek zich door de torens en strak gelede gevelwanden als een moderne industriële vesting presenteerde. In 1928 werd het uit 1922 stammende en binnen het carré gelegen ketelhuis uitgebreid, waardoor de basis van de beeldbepalende schoorsteen ingebouwd raakte. In 1928 en 1941 werden in totaal drie transformatorhuisjes gebouwd waarvan de oudste drie schoorstenen heeft. Ten westen van het fabrieksterrein, aan de toegangsweg, verschenen in 1925 vier dubbele portierswoningen. Deze woningen sloten de garages in, die in 1925 waren gebouwd als onderkomen voor de bedrijfsbusonderneming.

Omschrijving

Het beschermde deel van de KUNSTZIJDEFABRIEK op het circa 40 hectare grote fabrieksterrein bestaat uit acht onderdelen: 1. Een op de binnenplaats van het oude fabriekscarré gelegen FABRIEKSSCHOORSTEEN uit 1922, aangeduid onder nummer 1 op bijbehorende kaart; 2. Een grote L-vormige westvleugel van de KUNSTZIJDEFABRIEK, die in 1928 in één bouwfase werd gerealiseerd. Van het oude fabriekscarré werd de noordwestelijke hoektoren uit 1919-1922 opgenomen als onderdeel van het nieuwe poortgebouw. De westvleugel omsloot een groot, rechthoekig en groen binnenplantsoen, waarmee werd voortgeborduurd op de ruimtelijke karakteristiek van het oude fabriekscarré, waar ook een binnenplaats aanwezig was. Aangeduid onder nummer 2 op bijbehorende kaart; 3. Een aan de zuidzijde van het oude fabriekscarré gelegen FABRIEKSSCHOORSTEEN, opgetrokken in 1927, aangeduid onder nummer 3 op bijbehorende kaart; 4. Een ten zuiden van de westvleugel gelegen bitterzoutmagazijn (MAGAZIJN) uit 1926, aangeduid onder nummer 4 op bijbehorende kaart, met aftakkend spoortracee; 5. Een vóór de westvleugel aan het spoor gelegen GEDENKTEKEN uit 1938, in de vorm van een ZITBANK, aangeduid onder nummer 5 op bijbehorende kaart; 6. Een eveneens vóór de westvleugel aan het spoor gelegen GEDENKTEKEN uit 1947, in de vorm van een FONTEIN met waterbak en omringende aanleg, aangeduid onder nummer 6 op bijbehorende kaart; 7. Een op het binnenplantsoen van de westvleugel gesitueerd gebouw van de geneeskundige dienst (EERSTE-HULPPOST) uit 1948. Aan de oostgevel is een GEDENKTEKEN bevestigd ter nagedachtenis aan in de oorlog omgekomen medewerkers, aangeduid onder nummer 7 op bijbehorende kaart; 8. Een voormalig was-, kleed- en schaftlokaal (WASINRICHTING, KLEEDGELEGENHEID, KANTINE), uit 1951. Het gebouw is gelegen op de binnenplaats van het oude fabriekscarré en via loopbruggen verbonden met de voormalige productiegebouwen en is aangeduid onder nummer 8 op bijbehorende kaart.

Van groot belang op het fabrieksterrein waren alle aan- en afvoerlijnen voor het transport van brandstoffen, grondstoffen en eindproducten. Daartoe dienden verscheidene fabrieksstraten, later belegd met Stelcon-platen, die de vestingachtige opstallen met elkaar verbonden en de open binnenplaatsen doorsneden. Verder waren vanaf het nabijgelegen stationsemplacement diverse spoorlijnen afgetakt opdat goederenwagons tot in het hart van de aanleg konden doordringen. Omdat het bij latere uit- of inbreidingen belangrijk was deze infrastructurele lijnen open te houden werden ze vaak in de vorm van straat- of spooroverbouwingen gerealiseerd. Daarnaast bepaalden verscheidene, tussen gebouwen opgezette transportsystemen en buizenstelsels (luchtafzuiging e.d.) voor een groot deel het karakter van de openbare ruimte op het fabrieksterrein.

Waardering

De voormalige "ENKA" KUNSTZIJDEFABRIEK is van algemeen belang. Het complex heeft cultuurhistorische waarden:

- als vroege exponent van de tweede industriële revolutie, gekenmerkt door een overgang naar chemisch bereide grondstoffen, een verwetenschappelijking van de productieprocessen, een rationalisatie van de arbeidsorganisatie en aandacht voor zaken als veiligheid, gezondheid en hygiëne. Dit kwam tot uitdrukking in de grote omvang, planmatige opzet, bouwwijze, architectuur en inrichting van de diverse fabrieksgebouwen, die tesamen een nieuwe fase in de Nederlandse economische ontwikkeling markeren, waarvan maar weinig andere voorbeelden bewaard zijn gebleven;

- als prominente vertegenwoordiger van de Nederlandse kunstzijde-industrie, die internationaal een belangrijke rol speelde en voor de nationale economie van groot belang was;

- vanwege het pionierskarakter van het bedrijf in economisch, maar ook sociaal, medisch en cultureel opzicht, waarbij ten behoeve van het welbevinden van bedrijf en personeel steeds meer voorzieningen werden getroffen op en buiten het fabrieksterrein.

Het complex heeft architectuur- en bouwhistorische waarden:

- vanwege de in de diverse onderdelen toegepaste, en indertijd vaak vernieuwende, bouwtechnische constructies, architectonische concepten, gehanteerde stijlvormen en bijzondere materialen;

- vanwege het belang van de gebouwen voor het oeuvre van met name de architecten J.M. van den Bosch en D. Masselink, beide verbonden aan de bouwafdeling van de Enka.

Het complex heeft stedenbouwkundige en ensemblewaarden:

- vanwege de weloverwogen situering aan een goed bereikbare locatie bij de spoorlijn Arnhem-Utrecht op een indertijd nauwelijks ontgonnen heideveld. In stedenbouwkundig opzicht vormt het grootschalige, als een representatieve industriële vesting aangelegde fabriekscomplex een pendant van de al eerder gebouwde, eveneens grootschalige kazernementen aan de overzijde van het spoor;

- vanwege de functionele samenhang met en de betekenis voor de sociaal-economische (o.a. toeleveranciers, middenstand, aandacht voor veiligheid, gezondheid personeel), ruimtelijke (o.a. bouw Enkadorp, scholen, etc.) en culturele (o.a. verenigingsleven, Enkabad, Reehorst) ontwikkelingen in de gemeente.

Eigenschappen

Functies
Functie Hoofdcategorie Subcategorie Functietype Is hoofdfunctie
Boerderijen, molens en bedrijven Industrie oorspronkelijke functie Ja
Adressen
Straat Getal Achtervoegsel Postcode Plaats Locatie Situatie Is hoofdadres
Sterkerij 14 6717 XR Ede Ja
Types
Hoofdcategorie Subcategorie Beschrijving Notitie
Boerderijen, molens en bedrijven Industrie
Percelen
Kadastraal perceel Kadastrale sectie Kadastraal object Appartement Kadastrale gemeente
C 5796 Ede
C 5693 Ede
C 5683 Ede
C 5797 Ede
C 5694 Ede
Bouwperioden
Start Eind Notitie Beschrijving
1950 1951 vervaardiging
Naar boven