Gemeentelijk monument: Het Bodon van Meurs huis
De vader van Renée van Meurs wilde een huis laten bouwen door Gerrit Rietveld, maar die had het in de jaren vijftig te druk. Dus vroeg hij Alexander Bodon, ook een architect die het gedachtengoed van het Nieuwe Bouwen aanhing.
Een heel esthetisch huis
Renée van Meurs was elf toen het huis in 1957 gebouwd werd. ‘Mijn vader had er een praktijk aan huis, hij was zenuwarts. Wij mochten als kinderen nooit aan de voorkant komen, dat was voor de patiënten. Het was een heel licht huis: veel glas met overal de juiste lichtinval. Het was een heel esthetisch huis. Ik ben door dit huis erg gevoelig geworden voor de juiste verhoudingen. Het valt me onmiddellijk op wanneer in een huis de verhoudingen niet kloppen.’
Het was een heel licht huis: veel glas met overal de juiste lichtinval.
Eerste kooprecht in ruil voor een kamer aan de tuinzijde
‘Mijn vader leed jaren aan Parkinson. In zijn laatste jaren werd er, bijna op de erfgrens, een verzorgingshuis gebouwd. Daar hadden mijn ouders natuurlijk bezwaar tegen moeten maken, maar ze hadden toch ook een zeker ontzag voor instellingen. Sterker nog: mijn vader heeft op enig moment een briefje getekend, waarin hij verklaarde dat de stichting waartoe het verzorgingshuis behoorde het recht op eerste koop zou krijgen, mocht het huis in de verkoop komen. In ruil daarvoor zou mijn vader in dat verzorgingshuis een kamer krijgen aan de tuinzijde. Het is nooit zover gekomen.’
Ruïne: op het laatst woonden er krakers in
‘Toen mijn beide ouders waren overleden, had de stichting dus het eerste recht om te kopen, mochten wij tot verkoop overgaan. En dat zou hoogstwaarschijnlijk betekenen dat het met de grond gelijk gemaakt zou worden. Mijn broer en ik waren samen eigenaar. Mijn broer had niet zoveel met het huis en maakte zich er niet zo druk om. Op het laatst woonden er krakers in, het huis was een ruïne. Maar dwars door alle troep heen zag ik nog hoe mooi het ooit was. Ik wilde iets bedenken om het huis te behouden. Ik heb mijn broer uitgekocht en ben hier zelf gaan wonen. De afgelopen vijf jaar heb ik er intensief aan gewerkt om het weer helemaal in de oude stijl terug te brengen. Nu is het weer een mooi huis.’
Dwars door alle troep heen zag ik nog hoe mooi het ooit was.
De zoektocht naar gegolfd draadglas
‘Natuurlijk kan dit huis nog mooier worden. Een van de dingen waar ik al een tijd mee bezig ben, is de pergola aan de voorzijde. Deze pergola heeft een gegolfd draadglazen dak. Hier zitten wat scheuren in, dus het zou mooi zijn om het te vervangen. Ik ben al jaren bezig om dit glas te vinden.
Ik hoop nog eens een glaskunstenaar te vinden, die in staat is om die golfjes na te maken.
Toen hoorde ik van Jan van den Berg dat hij in Berlijn bij de Philharmonie, uit dezelfde bouwperiode als ons huis, dit glas had gezien. Hij had daar geïnformeerd en uitgevonden dat het nog op één plaats in Duitsland wordt gemaakt. Maar inmiddels weet ik dat dit € 40.000,00 gaat kosten. Mijn glasverzekering is niet van plan om dit te gaan betalen en het gaat ook mijn begroting te boven. Ik hoop nog eens een glaskunstenaar te vinden, die in staat is om die golfjes na te maken.’
Het Bodon van Meurs huis
Ook in de tuin eenvoud, helderheid en strakke lijnen
Door de brede glaspuien vloeien binnen en buiten in elkaar over. Daarom was een passend tuinontwerp des te belangrijker. De vader van Renée benaderde hiervoor Mien Ruys. ‘Zij werkte veel samen met de architecten van het Nieuwe Bouwen. Mien Ruys hield van eenvoud, helderheid en strakke lijnen. Dat had ze gemeen met mensen zoals Rietveld en Bodon. En daarom ook had mijn vader haar gevraagd voor het tuinontwerp.
Het terugbrengen van de tuin was een soort archeologie. Ik wilde aan de voorzijde van het huis een plant in de tuin zetten en dat ging daar niet: er lag een steen, onder een laag aarde van zo’n 30 centimeter. Een eindje verderop deed zich hetzelfde voor. Toen dacht ik: ‘Nu weet ik het weer! Daar was een pad!’ Er was toen zeker een jaar of acht niks aan gedaan, dus alles was overwoekerd.’
Het terugbrengen van de tuin was een soort archeologie.
Alle Mien Ruys kenmerken zijn weer te zien
‘Ik heb de tuin als het ware weer opgegraven. De verrotte bielzen heb ik vervangen door nieuwe, ik heb de heg flink gekortwiekt en weer zo laten groeien zoals hij vroeger was. Ik wist nog welke planten er vroeger veel voorkwamen, veel daarvan waren er nog. Veel floxen, maar ook een bepaald soort papaver. Die papaver had ik destijds meegenomen naar mijn huis in Friesland en nu kon ik hem weer terug planten in de tuin in Beverwijk.
Alle voor Mien Ruys kenmerkende elementen zijn weer te zien: bielzen, grindtegels, niveauverschillen en grote terrassen.
En de rozen, afkomstig van de kwekerij van Mien Ruys in Dedemsvaart en gekweekt in Frankrijk, doen het ook na zestig jaar nog heel erg goed. Alle voor Mien Ruys kenmerkende elementen zijn weer te zien: bielzen, grindtegels, niveauverschillen en grote terrassen.’
Monumentstatus
‘Het huis is voor mij eigenlijk te groot. De praktijkruimte is bijna een woning op zich; ik heb er nu mijn studeerkamer, maar dat is wel heel riant. Een gezin met een inwonende opa en oma, dat zou hier prima passen. Ik hoop ook dat er wat dat betreft nog een toekomst voor dit huis is. Ik heb heel erg mijn best gedaan het Bodon van Meurs huis op de gemeentelijke monumentenlijst te krijgen. Dat was beslist niet eenvoudig, maar het is toch gelukt. Ik hoop dat ik ook nog meemaak dat het een rijksmonument wordt. De stichting die mijn vader een briefje heeft laten tekenen, kan nog steeds haar rechten op de eerste koop van dit huis doen gelden. Daarom vecht ik voor een rijks monumentale status: als ik ooit doodga, dan wil ik niet dat dit huis alsnog afgebroken wordt, om ruimte te maken voor nog meer nieuwbouw.’
Ik hoop dat ik ook nog meemaak dat het een rijksmonument wordt.
De villa werd in 1956 ontworpen door Alexander Bodon, die onder meer ook tekende voor de ontwerpen voor de RAI, het opleidingscentrum van de Hoogovens in IJmuiden en de uitbreiding van Museum Boymans van Beuningen. Bodon had zich aangesloten bij De 8, een groep Amsterdamse architecten die de principes van het Nieuwe Bouwen omarmden. Licht, lucht en ruimte: zo laat hun visie zich goed samenvatten. Onder hen ook Gerrit Rietveld. Gebouwen moesten eenvoudig en doelmatig ontworpen worden, met veel aandacht voor zichtlijnen. Gebouwen die volgens deze principes waren ontworpen, zouden bijdragen aan een betere lichamelijke en geestelijke gezondheid, zo was het idee. Niet vreemd dat een zenuwarts nu juist een voorkeur had voor een architect van De 8.