Aerwinkel, Posterholt
Omschrijving onderdeel 1
In 1854-1856 werd het KASTEEL AERWINKEL in opdracht van de Hasseltse (B) president van de rechtbank Pierre Mathieu Geradts, gebouwd door P.J.H. Cuypers (1827-1921). Hij ontwierp een kasteel in de neogotische stijl, met spitsbogen, arkeltorentjes, pilasters en kantelen, waarmee hij een 'middeleeuws' silhouet wist te scheppen. Omstreeks 1900 werd het kasteel op de zuidhoek uitgebreid met een serre met glas-in-lood in de vensters. Aan weerskanten van de middenrisaliet werden twee vierkante torentjes toegevoegd ter vergroting van de sanitaire ruimtes.
Het uit donkerrode baksteen opgetrokken gebouw staat op een vrijwel vierkante, in drie beuken verdeelde, plattegrond en bestaat uit een souterrain, bel-etage, eerste verdieping en zolder. Het wordt afgedekt door een noordoost-zuidwest lopend zadeldak over het middengedeelte. De zijbeuken liggen onder een op het hoofddak aanlopend lessenaarsdak. De dakvlakken zijn met pannen belegd, de daken van de torentjes met leien. De hoofdingang ligt in de noordoostgevel. Deze gevel is symmetrisch van indeling. De middenrisaliet eindigt in een trapgevel met pilasters op de hoeken; de lagere zijstukken zijn afgedekt door kantelen met een arkeltorentje halverwege en gebundelde pijlers, die de schoorstenen bevatten, op de hoeken. Aan beide zijden van de middenrisaliet zijn met kantelen beëindigde vierkante torentjes aangebracht waarin smalle lichtvensters zitten. In de middenrisaliet bevindt zich de rondbogige ingang met bovenlicht en glas-in-lood die via een bordestrap van twee vluchten met hardstenen treden bereikt wordt. In de middenrisaliet zijn (wapen)stenen aangebracht: boven de voordeur een banderol met 'Aedificata 1856', het wapen van Geradts met wapenspreuk 'Suum Quique Tribuere' links en dat van Cuypers met wapenspreuk 'Credo Spero Amo' rechts. In de geveltop het Geradtswapen. De eerste verdieping van de risaliet heeft een groot rondboogvenster. Tussen de eerste verdieping en de zolder loopt een bakstenen tandlijst, onderbroken door lisenen op een kraagsteen, die zich over alle gevels voortzet. De drie vensters van de zolderverdieping liggen ieder in een door een tandlijst afgesloten spaarveld. De zuidwestkant of achtergevel is gericht op de boerderij. Het uitzicht op de boerderij is gecamoufleerd door een forse boomgroep. De indeling van de gevel is als volgt. Tegen het middendeel, dat evenals de voorgevel eindigt in een trapgevel met pinakels op de hoeken, is over twee bouwlagen een vijfzijdige uitbouw gezet, afgesloten met een gemetselde balustrade; de lagere zijstukken zijn afgedekt door kantelen met een arkeltorentje halverwege (de torenspitsjes zijn verdwenen) en gebundelde pijlers die de schoorstenen bevatten op de hoeken. De toegang aan deze zijde is via een bordestrap met drie vluchten. De toegangsdeur en vensters van de bel-etage worden afgesloten met een ronde boog. Op de verdieping zijn de vensters voorzien van een rechte beëindiging. Deur en vensters zijn van een roedeverdeling voorzien. Tussen de eerste verdieping en de zolder loopt, ook over de vijfzijdige uitbouw de hierboven vermelden tandlijst. De deur en vensters op de zolderverdieping die uitkomen op het balkon van de vijfzijdige uitbouw zijn in een spitse boog gevat. Tegen de zuidzijde van het kasteel is een serre aangebracht met houten kozijnen en glas-in-lood in de bovenlichten. De voet van de serre is uitgevoerd in vakwerk met baksteenvulling. Grote segmentboogvormige kelderlichten. De linker-(zuidoost) en rechter-(noordwest)zijgevel zijn sterk overeenkomstig. Beide gevels zijn drie traveeën breed. Op de bel-etage zijn rondboogvensters, op de verdieping rechthoekige vensters met roedeverdeling ingebracht. De middenpartij eindigt met een trapgevel met hoektorentjes (verdwenen bij de linkerzijgevel). Het middendeel is in een grote spitsboogvormige spaarnis gevat. In de linkerzijgevel zit de personeelstoegang naar het souterrain. Het muurwerk is door Cuypers gepolychromeerd aan de buitenzijde met een fijne sauslaag van een paarsrode kleur. In de strekken van de rondbogen zijn nog sporen van een okergele afwerking terug te vinden.
De indeling en oorspronkelijke afwerking van het interieur zijn vrij goed bewaard gebleven, ondanks de verschillende functies die het kasteel gehad heeft. Het souterrain is de afdeling waar het personeel zich ophield. Daar bevonden zich de keukens en voorraadkelders. Dit gedeelte is op twee manieren toegankelijk: van buiten af via een trap in de linkerzijgevel en van binnen uit via een trap achter de hoofdtrap. De meeste kelders hebben een gemetseld tongewelf als overkluizing. Opmerkelijk is de overwelving van de middelste kelder. Het gemetselde tongewelf eindigt als een absis met een afronding in graatgewelf. De lichttoetreding vindt plaats door middel van overwelfde segmenten, waarvan de hoefijzervormige insnijding als een dakkapel dwars op de overkluizing staat. In de wijnkelder die zich bevindt onder de hal zijn gemetselde vakken aangebracht voor de opslag van wijn. In de bijkeuken die van buiten af toegankelijk is, vangt een gietijzeren zuil een ijzeren balk op die overigens steunt op geprofileerde consoles. Op de bel-etage bevinden zich de monumentale hal met trappartij, salon, ontvangstruimte, woon- en eetkamer. De decoratie van de verschillende vertrekken weerspiegelen het belang van de functie die zij vertegenwoordigen. Via de voordeur met glas-in-lood betreedt men de achtzijdige entree. Van daaruit is een axiaal zicht via hal en eetkamer naar buiten mogelijk. De entreehal is overkluisd met een balkenplafond dat opgevangen wordt op wapenconsoles. Omwille van de symmetrie zijn hier vier lage en twee hoge deuren aangebracht. De deuren ter linker- en rechterzijde leiden respectievelijk naar een spreekkamer (nu kantoor) en de salon. In de daarachter liggende hal bevindt zich de trappartij naar boven. Deze bestaat uit een bordestrap met gebogen traptreden van een vlucht die zich na het bordes splitst. De vlucht heeft traptreden die geleidelijk verlopen van hol naar bol. Ter hoogte van het bordes is een nis aangebracht waarin oorspronkelijk een Ceresbeeld stond. De wanden van de hal op de eerste verdieping dienden als portrettengalerij. Het trappenhuis wordt verlicht door een koepel met glas-in-lood. Achter de trappartij loopt een gebogen gang met de trap naar het souterrain. De salon rechts van de entreehal heeft een deel van zijn oorspronkelijke aankleding bewaard. Het beschilderde cassetteplafond is in de velden versierd met gotische vierpassen waarin blanco wapens zijn opgenomen. De vensters zijn voorzien van scharnierende luiken. Opmerkelijk is de lambrisering van geperst asbest met bloemmotieven. De hoekschouw is van donkere hardsteen, versierd met gecanneleerde consoles. De dubbel openslaande deurpartij naar de hierachter liggende ontvangstkamer is versierd met briefpanelen. De grote ontvangstruimte, ten tijde van de Zusters als kapel in gebruik, heeft eenzelfde plafond en lambrisering als de salon. Twee symmetrisch in de lange wand geplaatste deuren met briefpanelen geven toegang tot de entreehal en de eetkamer in de as van het huis. De eetkamer, voorzien van een zwart marmeren schouw wordt met een eenvoudig plafond met dunne, geprofileerde balken afgesloten. De deur naar buiten heeft een half rond bovenlicht. De deuren zijn van 'gewone' panelen voorzien. Links naast de eetkamer is de woonkamer, waarvan het plafond gevormd wordt door zware balken op geprofileerde consoles. Aan de woonkamer is omstreeks 1900 een serre aangebouwd, van waaruit een fraai zicht op het omringende parklandschap met vijver en boomcoulissen bestaat. De serre is voorzien van glas-in-lood in de bovenvensters met gebrandschilderde vogels. De voormalige spreekkamer, thans kantoor, links naast de entreehal heeft een zware balklaag op consoles, als de woonkamer. Witmarmeren schouw met zuiltjes. Op de verdieping bevinden zich de slaap-, kleed- en badkamers en de bibliotheek. De bibliotheek ligt in de middenas van het huis. Boekenkasten, betimmeringen, haard en spiegel zijn uitgevoerd in neorenaissancestijl.
Waardering
Het KASTEEL AERWINKEL is van algemeen belang:
- wegens de architectonische vormgeving in neogotische stijl
- wegens de oorspronkelijke plattegrond en de indeling
- wegens de afwerking van een aantal interieurs
- als vroeg voorbeeld van het werk van P.J.H. Cuypers
- wegens de ligging in een gelijktijdig tot stand gekomen landschapspark
- wegens de functioneel-ruimtelijke relatie met de andere onderdelen van de buitenplaats.
Monumenten.nl maakt u wegwijs in monumentenland
Alles over monumenten onder één dak.
Een monument kopen, onderhouden of verduurzamen? Hier vindt u alle informatie, inspiratie en praktische tips.
Locatie
Omschrijving van het complex De Aerwinkel: In structuur en detail goed bewaarde buitenplaats met KASTEEL (1), HISTORISCHE PARK- EN TUINAANLEG (2), BADHUISJE (3), STENEN TAFEL (4), MOESTUINMUUR EN ORANJERIE (5), TIENDSCHUUR (6).
Inleidende geschiedenis
De buitenplaats De Aerwinkel ligt ten westen van het dorp Posterholt in de provincie Limburg. De buitenplaats is gesitueerd langs de steilrand van het Vlootbeekdal, een voormalig Roerdal dat is ingesneden in de laagterrassen van de Maas. Aan de oostkant van de buitenplaats loopt de Leigraaf, aan de zuidzijde stroomt de Vlootbeek. Zij dienen voor het afvoeren van kwel en overtollige neerslag en vormen een belangrijk onderdeel van de waterhuishouding op de Aerwinkel. Winkels zijn vooruitstekende terrasresten in de natte beekdalen, een gewild gebied voor boeren daar zij op de grens lagen van de natte gras- en bosgebieden waar geweid kon worden en van de drogere gronden waar akkerbouw gepleegd werd. De naam Aerwinckel komt voor het eerst voor in 1369. De eerste vermelding van een hof met toebehoren is van 1428. Uit 1474 is een uitvoerige omschrijving bekend van het goed. '... van den hoff geheiten den Aerwinckel, geleghen in den kerspel van Echt lanx dat Vloet, met eener sijden neven die gemeynt, streckende voor lanx Stympelsgoet, ende dan voort in gen Reatken an Steven Eynens goet, haldende omtrent 16 boenre artlants (akkerland) ende 3 boenre baents (verpacht land), ende voorts bosch, broeck ende heyde omtrent 9 boenre, -ende daer behoort en een cleyn thiendeken'. Tot in de 18de eeuw zijn transportacten bekend. Hierin wordt steeds gesproken over een 'hoff Aerwinkel', nooit over een kasteel.
Op de Tranchotkaart voor dit gebied uit 1806 wordt het hof als een gesloten hoeve, een complex met vier vleugels rond een binnenplaats, afgebeeld. De toegang tot het complex zit aan de zuidkant. Van een jaar eerder is een kaartopname waarin de verschillende omringende gronden en opstallen met hun benamingen schematisch staan aangegeven. De beide kaarten combinerend kan het volgende worden opgemerkt. Het gebouw is op te vatten als een gesloten Limburgse hoeve. Sprake van een kasteel is er niet. Dat wordt nog eens bevestigd door de aanduiding op de kaart van 1805: 'Ferme ditte de Haerwenkel'. Het terrein is deels in gebruik als tuin en boomgaard, deels als bouwland en bos. Ten zuidwesten van de boerderij ligt een min of meer driehoekig terrein dat met hakhout en weilanden is ingericht. Dwars door dit terrein loopt een met bomen beplante laan aan op de Ferme. Dit stuk wordt aan de kant van de boerderij afgesloten door een waterloop 'etang' genaamd, die aftakt van de Vlootbeek aan de zuidkant van het landgoed en onder de beplante laan in noordwaartse richting doorloopt. Ten zuiden en oosten van de 'ferme' bestaat het terrein uit hakhoutbossen, met uitzondering van een smal, taps toelopend gedeelte. In dat deel is sprake van drie lange noord-zuid lopende assen: een 'droge' middenas, halverwege door een ronde waterkom onderbroken en aan weerskanten met bomen beplant en twee 'natte' assen die met de Vlootbeek, het stroompje aan de zuidkant van het landgoed, in verbinding staan. Drie dwarslanen en een waterloop delen dit terrein in vijf parten op. Het dichtst bij het huis liggende gedeelte was de boomgaard (verger), dan volgt over drie parten een (moes?)tuin (jardin), het laatste stuk met de ronde kom was weiland (pré). Naast de westelijke wateras loopt een pad dat samenkomt aan de westkant van het hof met de hierboven genoemde beplante laan. In 1806 voert die over de Vlootbeek. De oostelijke wateras is de voortzetting van de 'etang', een watergang die ontsprong uit de Leigraaf en die de scheiding vormde tussen het hakhoutbos en weiland aan de oostkant en de tuinen, weilanden en landbouwgronden in het noordelijk deel van het landgoed. Het noordoostelijke deel van het landgoed was voornamelijk in gebruik als bouwland (terre labeurable). Het werd doorsneden met een brede, met bomen beplante weg richting Posterholt. Dicht bij het huis waren percelen in gebruik als tuin (jardin), plantage (planté) en weiland (pasture). Ook aan de noordkant liep een weg aan op de boerderij vanuit het buurtschap Reutje.
Samenvattend kan gesteld worden dat aan het begin van de 19de eeuw de Aerwinckel niet meer of minder was dan een boerenbedrijf met de bijbehorende landbouwgronden, moestuinen en hakhoutbossen. Alleen aan de zuidzijde was sprake van een klein, formeel ingericht, taps toelopend perceel. Aan de noord-, zuid, zuidwest- en noordoostzijde liepen beplante wegen of lanen aan op of weg van de hoeve. De Leigraaf en de Vlootbeek hadden aftakkingen die dit formele deel als 'etang', watergang, omgaven.
Van 1828 dateert de kadastrale minuut voor dit gebied. Vergeleken met de kaarten van ca twintig jaar daarvoor is er betrekkelijk weinig veranderd. De waterlopen en de lanen en wegen zijn ongewijzigd. De differentiatie in het grondgebruik is vrijwel hetzelfde. Aan de westkant zijn enkele weilanden veranderd in bouwland. Aan de oostkant is in de waterloop een rond tuineiland gekomen. De dwarse lanen in het formele deel aan de zuidkant zijn niet meer weergegeven. De dwarse watergang bestaat nog, maar de ronde kom is tegelijk met de middenas verdwenen. Op deze kaart staan wel 'plaiziertuinen' aangegeven: aan de noord- en oostkant van het complex dat hier 'In die aarwinkel' heet.
Tussen 1842 en 1890 hebben ingrijpende wijzigingen plaatsgevonden. Ten eerste is de boerderij ver- of herbouwd. Er werd een tweede toegang gemaakt tot het complex in de noordwesthoek. Aan de zuidkant werd een stuk bij gebouwd. Ten het noorden van het hoevecomplex kwam het kasteel te staan. De bouw daarvan heeft plaatsgevonden in 1854-1856 in opdracht van Pierre Mathieu Geradts naar ontwerp van P.J.H. Cuypers in een neogotische stijl. De jonge architect Cuypers heeft in deze jaren in de omgeving van Roermond verschillende buitenverblijven voor notabelen gebouwd, zoals Frymerson in St. Odiliënberg (omstreeks 1855) en de Graeterhof te Swalmen (1854-1857). Ook op het terrein vonden grote veranderingen plaats. Rond het nieuwe kasteel werd een landschapspark aangelegd. Daartoe werden bij het kasteel twee gazons aangelegd, begeleid door een patroon van gebogen paden in de vorm van een acht. De oude rechte paden naar het buurtschap het Reutje zijn iets golvend van beloop gemaakt, zodat zij beter aansloten bij de rondlopende paden om het kasteel. De gazons aan de zuidwestkant en de noordoostkant van het kasteel werden aan de randen beplant met boomgroepen en solitairen. Daar tussen door werden straalsgewijs verschillende vista's geschapen op het kasteel als middelpunt van de aanleg. Aan de westkant van het terrein is de oude watergang vergraven tot een zwaanvormige vijver waarin een eiland is opgenomen. De vijver kreeg zijn water via een traverse van de Vlootbeek. Het sluisje in de Vlootbeek is echter verwijderd en de watertoevoer naar de vijver afgesloten. Via een van de gebogen paden kon men vanaf het kasteel de oude hoeve bereiken. Het hakhoutbos aan de zuidoostkant werd tot wandelbos gemaakt: aan de oostkant van de boerderij is daartoe een laan aangelegd die zich buigt in zuidelijke richting en zich vervolgens splitst in drie slingerpaden door het wandelbos; één pad kruist de Vlootbeek, buigt aan het eind van het bos langs het bouwland in noordwaartse richting, kruist de Leigraaf en komt uit op de oude weg naar Posterholt. Aan de noordzijde werd een nieuwe oprijlaan tot het kasteel gemaakt, die aftakte van de weg naar Posterholt. Aan de weg naar het Reutje, op de grens van het landgoed, zijn opstallen, waaronder een oranjerie met stookhuis, twee kassen en een tuinmuur verschenen. Langs een pad in het noordelijk gedeelte werd een stenen tafel met zes stenen stoelen geplaatst. De stoelen zijn niet meer aanwezig. Een architect van het landschapspark is niet bekend. Gezien de tijd van ontstaan (tegelijk met het kasteel) en de aard van het ontwerp (bewust gericht op het middelpunt van de aanleg, het kasteel) is het niet ondenkbeeldig dat P.J.H. Cuypers hierin de hand gehad heeft.
Samenvattend kan voor de periode tussen 1842 en 1890 gesteld worden dat het bestaande landschapspatroon sterk gewijzigd is met de bouw van het kasteel in 1854-1856. Rond het kasteel werd een landschappelijke aanleg gemaakt, paden werden verlegd en de bestaande watergangen gewijzigd. Aan de noordkant van het park kwam een moestuin en oranjerie. Ook de hoeve onderging een verandering. Er kwam een nieuwe toegang in de noordwesthoek en aan de zuidzijde verrees een aanbouw.
Nadien vonden bescheiden wijzigingen plaats. Omstreeks 1900 werd aan het kasteel een serre gebouwd. In het park werd een aantal solitairen gezet om zichtlijnen te versterken. Van dezelfde tijd dateert de bouw van een badhuis voor de landarbeiders bij het ronde perceel aan de Leigraaf in het park. De boerderij werd wederom verbouwd. Na 1956 is het kasteel verkocht aan de Eerwaarde Zusters van de Goddelijke Voorzienigheid, die het huis als rusthuis hebben ingericht. In 1989 heeft de gemeente Posterholt het landgoed overgenomen en in 1996 doorverkocht aan de huidige eigenaar, J.H.R. Stiphout, die het huis heeft laten restaureren en de structuur van het park weer in oude staat brengt.
De omgrenzing van het historische buitenplaatscomplex Aan de noordwestzijde volgt de omgrenzing de oprijlaan, de tuinmuur met restanten van de oranjerie, het hakhoutbos tot aan de Vlootbeek. Aan de zuidzijde volgt de omgrenzing de Vlootbeek en buigt in noordoostelijke richting langs de watergang die van de Vlootbeek aftakt naar de Leigraaf. Van daar loopt de omgrenzing aan de zuidkant van de oprijlaan tot aan de weg naar Posterholt. Op de bij de omschrijving behorende kaart is de omgrenzing van het complex alsmede de aanduiding van de onderdelen weergegeven.
Waardering De historische buitenplaats De Aerwinkel is van algemeen cultuur-, architectuur- en tuinhistorisch belang
- wegens de ouderdom
- wegens de ontwikkelingsgeschiedenis
- wegens de plaats van het kasteel in het vroege oeuvre van P.J. H. Cuypers
- wegens de indeling der vertrekken en afwerking van een aantal onderdelen van het oorspronkelijke interieur
- wegens de aanwezigheid van een aantal formele tuinelementen uit de 18de eeuw
- wegens de inrichting van het 19de-eeuwse landschapspark en de samenhang met het kasteel
- wegens de aanwezigheid van een aantal bijgebouwen en opstallen die tot de 19de-eeuwse aanleg behoren
Eigenschappen
Functie | Hoofdcategorie | Subcategorie | Functietype | Is hoofdfunctie |
---|---|---|---|---|
Kasteel | Kastelen, landhuizen en parken | Kasteel, buitenplaats | oorspronkelijke functie | Ja |
Straat | Getal | Achtervoegsel | Postcode | Plaats | Locatie | Situatie | Is hoofdadres |
---|---|---|---|---|---|---|---|
Aerwinkelallee | 1 | – | 6061 GT | Posterholt | – | – | Ja |
Hoofdcategorie | Subcategorie | Beschrijving | Notitie |
---|---|---|---|
Kastelen, landhuizen en parken | Kasteel, buitenplaats | – | – |
Kadastraal perceel | Kadastrale sectie | Kadastraal object | Appartement | Kadastrale gemeente |
---|---|---|---|---|
– | G | 431 | – | Posterholt |
Start | Eind | Notitie | Beschrijving |
---|---|---|---|
1854 | 1856 | – | vervaardiging |