Voormalige schutsluis, Meijel
Inleiding
Voormalige SCHUTSLUIS in het meest westelijke kanaalpand, aan het begin van het Afwateringskanaal tegenover de Noordervaart. De sluis ligt tegenover Kanaaldijk 3, precies op de grens van de gemeenten Meijel en Helden (kern Beringe).
In 1854 gaf de Minister van Binnenlandse Zaken aan Rijkswaterstaat in het hertogdom Limburg de opdracht voor het ontwerp van twee sluizen in het Afwateringskanaal. Nabij de weg van Helden naar Neer ligt een tweede schutsluis. Naar aanleiding van de ontwerptekeningen van Rijkswaterstaat uit 1859 bouwde aannemer J.L. Baudrihaye beide sluizen voor f 45.000. De sluizen werden in 1861 in gebruik genomen.
In de periode 1884-1886 werden de oorspronkelijk houten sluismuren afgebroken en nieuw opgemetseld in steen. Dit werk werd voor f 28.709,50 uitgevoerd door aannemer P. Ubachs uit Nieuwstadt. Sinds 1932, toen het kanaal voor scheepvaart werd gesloten, wordt de sluis niet meer als zodanig gebruikt. De sluisdeuren en een deel van de bewegingsinrichting zijn thans verdwenen. Nabij de sluis ligt de voormalige sluiswachterswoning die buiten de rijksbescherming valt.
Omschrijving
Voormalige enkelkerende schutsluis, bestaande uit nagenoeg rechthoekige boven- en benedensluishoofden met een doorvaarbreedte van 5,5 meter en een 40 meter lange schutkolk. De sluis moest oorspronkelijk een terreinverval overbruggen van 2.70 meter. De kolk, indertijd meestal rechthoekig van opzet, kreeg een geheel ovaalvormige plattegrond. Voor een kleine en door scheepvaartverkeer weinig gefrequenteerde schutsluis zijn opzet en uitvoering vrij opmerkelijk.
Van de sluishoofden zijn de kademuren en breed uitgebouwde vleugelmuren volledig opgetrokken uit in kruisverband gemetselde baksteen met gedeeltelijke toepassing van hardsteen voor kwetsbare punten als de hoeken, voor de aanslagstijlen en slagdrempels van de deuren, voor de deurkasstijlen en voor de dekzerken ter afsluiting van de muren. In ieder sluishoofd bevonden zich puntdeuren; de aan weerszijden achtergebleven ijzeren scharnierringen herinneren hieraan. Voor de thans nog grotendeels aanwezige bewegingsinrichtingen van de deuren zijn getande kwadranten of cremaillières toegepast. De cremaillière is een bewegingsinrichting die halverwege de negentiende eeuw in Frankrijk werd ontwikkeld en sporadisch in het zuiden van Nederland bewaard is gebleven. Ze bestaat uit een gebogen smeedijzeren staaf die in dit geval onder het maaiveld in een gemetselde, open schacht is gelegen en via een coupure onder de dekzerken van het sluishoofd met de deur was verbonden. De getande buitenranden van de staaf grijpen in een rondsel dat in verbinding staat met een bovengronds gelegen tandwiel. Via een hieraan gekoppeld en thans verdwenen windwerk werd het rondsel, en daarmee de staaf en de deur, in beweging gezet. Verder zijn de sluishoofden voorzien van enkele sponningen voor schotbalken of schuiven. Hiermee kan de sluis worden drooggelegd in geval van eventueel noodzakelijke onderhoudswerkzaamheden.
De ovaalvormige, hooggefundeerde kolkwanden zijn opgetrokken uit hiervoor vrij ongebruikelijke basaltsteen. De zestig centimeter lange blokken zijn kops gemetseld. De bovenranden worden afgesloten met licht gedecoreerde hardstenen dekzerken. In de kolkmuren bevinden zich diverse haalkommen. Dit zijn in de wand gemetselde, uitgeholde blokken natuursteen waarin een haalpen zit om de schepen tijdens het schutten op hun plaats te houden. In de zuidelijke kolkmuur bevindt zich de originele, in de wand uitgespaarde ijzeren sluistrap.
Waardering
De voormalige schutsluis is van algemeen belang. Het object heeft cultuur-historische waarden vanwege de directe relatie met de ontginning en sociaal-economische ontwikkeling van het Peelgebied en van de direct omliggende gemeenten. Als onderdeel van het Afwateringskanaal tussen de Noordervaart en de Maas, dat als ruimtelijke structuur een historisch element vormt, is het object een bijzondere uitdrukking van de historische infrastructuur en de hiermee samenhangende ontwikkeling van de transportsector in het Limburgs Peelgebied. In industrieel-archeologisch opzicht is het object van belang voor de typologische ontwikkeling van enkelkerende schutsluizen.
Het object heeft waterbouw-historische waarde vanwege het bijzondere belang van de Franse bewegingsinrichting, het sluisontwerp en de uitvoering voor de geschiedenis van de nationale sluizenbouw. Deze zijn vrij opmerkelijk voor een kleine en door scheepvaartverkeer weinig gefrequenteerde schutsluis. Het object heeft ensemblewaarden als essentieel onderdeel van een herkenbaar bewaard gebleven historisch waterbouwkundig ensemble langs en aan het Afwateringskanaal. Vooral de directe historisch-ruimtelijke relatie met de nabijgelegen sluiswachterswoning (niet van rijkswege beschermd) is daarbij illustratief.
Het object bezit in Limburg, maar ook daarbuiten, een grote waterbouw-historische en typologische zeldzaamheidswaarde aangezien voorliggend object maar weinig voorkomt en de specifiek hier toegepaste combinatie van basaltstenen kolkmuren, een ovaalvormige schutkolk, en een bewegingsinrichting van Franse origine, die ook in landelijk perspectief uitzonderlijk is.
Monumenten.nl maakt u wegwijs in monumentenland
Alles over monumenten onder één dak.
Een monument kopen, onderhouden of verduurzamen? Hier vindt u alle informatie, inspiratie en praktische tips.
Locatie
Inleiding
Het complex AFWATERINGSKANAAL bestaat uit twee voormalige SCHUTSLUIZEN en een voormalige LOS- EN LAADPLAATS,een bijbehorende voormalige SLUISWACHTERSWONING, alle gesitueerd in en aan het Afwateringskanaal.
Op het grondgebied van de gemeente Roggel en Neer zijn een van beide schutsluizen en de voormalige sluiswachterswoning gesitueerd. De andere schutsluis en de voormalige los- en laadplaats zijn in de gemeenten Helden, Meijel respectievelijk Kessel gelegen. Het bijna tien kilometer lange Afwateringskanaal is gelegen tussen de Noordervaart in het westen en de rivier de Maas in het oosten en volgt de gemeentegrenzen van Helden en Kessel aan de noordzijde en Meijel en Roggel en Neer aan de zuidzijde. Het werd in westelijke richting aangelegd, nagenoeg op de plaats van de in 1657 gegraven 'Gekke Graaf', een kaarsrechte droge gracht tussen Kessel en Meijel die gegraven werd ter beëindiging van de schier eindeloze grensgeschillen tussen het voormalige Prinsbisdom Luik en het Hertogdom Gelre.
Het Afwateringskanaal is tot stand gekomen in de jaren 1854-1861. In 1854 gaf de Minister van Binnenlandse Zaken aan Rijkswaterstaat in het hertogdom Limburg de opdracht voor het ontwerp van het kanaal. Bij het ontwerp waren de ingenieurs Reuvens en Van Opstall betrokken. Toen het kanaal in 1861 werd opengesteld, omvatte het naast de kanaalpanden enkele los- en laadplaatsen, twee sluiswachterswoningen, twee sluizen, twee bruggen, een opzichterswoning, een gemetselde overlaat, enkele duikers, diverse dukdalven en vele meerpalen. De totale bouwkosten voor het kanaal (exclusief de kosten voor het verwerven van de benodigde gronden) bedroegen circa f 141.000.
Het kanaal voerde het zure veenwater van de Peel en het overtollige water van de Zuid-Willemsvaart af naar de Maas. Verder was in het kanaal scheepvaart mogelijk. Door het beperkte profiel en de geringe diepte kon alleen de kleine scheepvaart gebruik maken van het kanaal. Gaandeweg werd het kanaal, als enige waterweg in de streek, vooral vanwege de steeds toenemende ontginningen steeds belangrijker als aan- en afvoerweg. De scheepvaart was vooral belast met het vervoer van turf, steenkool en meststoffen vanuit de Peel. Vanuit Neer werd veelal gezaagd hout meegenomen voor het verpakken van het turfstrooisel. Verder werden onder andere boshout, stro en kleiwaren vervoerd.
Aanvankelijk was de bedoeling dat met de aanleg van het kanaal tevens de omliggende drassige gronden ontwaterd konden worden. Verder hield men de mogelijkheid open het kanaal op termijn uit te bouwen tot een groter scheepvaartkanaal tussen de Zuid-Willemsvaart en de Maas, hetgeen nooit is geschied.
De precieze functie van het kanaal is vanaf het begin een permanente bron van conflicten geweest tussen de Rijksoverheid en de betrokken gemeenten. Zo hoopten de omliggende gemeenten tevens op een spoedige ontwatering van hun eigen drassige gronden, terwijl het Rijk alleen oog had voor de afwatering en de scheepvaart. Het waterpeil in het kanaal werd juist door de scheepvaart zo hoog opgestuwd dat een goede ontwatering van de omliggende gronden vrijwel onmogelijk bleek.
Tussen 1884 en 1886 werd het kanaal gerenoveerd. Door de voltooiing van het kanaal Wessem-Nederweert in 1929 werd het Afwateringskanaal allengs minder gebruikt voor de scheepvaart, waardoor het tenslotte in 1932 voor de scheepvaart werd gesloten.
Thans vervult het enkel nog een functie als afvoersloot voor de omliggende landerijen. Door het ontbreken van watertoevoer vanuit de Noordervaart is het bovendeel grotendeels dichtgeslibd. Het oorspronkelijk acht tot tien meter brede kanaal heeft hier het karakter gekregen van een sloot van slechts enkele meters breed. Door de afwateringen zwelt het kanaal verder stroomafwaarts weer aan tot een bredere stroom. Veel oorspronkelijke onderdelen van het Afwateringskanaal zijn in de loop der jaren verloren gegaan of onherkenbaar veranderd.
Omschrijving.
De beschermingswaardige complexonderdelen zijn alle gelegen in de westelijke kanaalpanden tussen de Noordervaart en de Napoleonsweg. Slechts in deze panden was beperkte scheepvaart mogelijk. Om het verval in het terrein tussen de Noordervaart en de Napoleonsweg (waterpeil respectievelijk 31,60 NAP en 26,10 NAP) te overbruggen, was de bouw van twee sluizen met bijbehorende sluiswachterswoningen noodzakelijk.
De eerste sluis bevindt zich in het meest westelijke kanaalpand, aan het begin van het Afwateringskanaal tegenover de Noordervaart. Deze SCHUTSLUIS ligt precies op de grens van de gemeenten Meijel en Helden (kern Beringe). De bijbehorende sluiswachterswoning aan de Kanaaldijk 3 valt buiten de rijksbescherming. De bijbehorende SLUISWACHTERSWONING ligt circa tien meter ten zuiden van deze sluis op het grondgebied van de gemeente Roggel en Neer.
Vlak bij de Napoleonsweg, waar het kanaal via een gemoderniseerde duiker zijn weg naar de Maas vervolgt, ontstond een dubbele LOS- EN LAADPLAATS. Deze bevindt zich op het grondgebied van de gemeente Kessel (kern Kessel-Eik). Verder bevindt zich bij deze losplaats een voormalige havenmeesterswoning die buiten de rijksbescherming valt. Beschermenswaardig is ook de ten dele bewaard gebleven, thans monumentale eikenbeplanting langs het Afwateringskanaal.
In 1854 ontwierp Rijkswaterstaat de twee sluizen, die door aannemer J.L. Baudrihaye (Roermond) in 1859 werden gerealiseerd. De renovaties in 1884-1886 werden door de aannemers P. Ubachs (Nieuwstadt) en E.Coppes (Venlo) uitgevoerd. Badon Ghijben, hoofdingenieur van Rijkswaterstaat, ontwierp in 1854 de sluiswachterswoningen in traditionele bouwtrant. Ze werden in 1857 voltooid. Ook de laad- en loskade nabij de Napoleonsweg werd in 1857 voltooid.
De sluis nabij de Noordervaart is sinds 1932 in onbruik geraakt en wordt thans niet meer als zodanig gebruikt. De sluis nabij de weg van Neer naar Helden wordt sindsdien nog enkel gebruikt voor de afwatering. De bijbehorende sluiswachterswoning is thans als woonhuis in gebruik. Ook de laad- en loskade wordt thans niet meer als zodanig gebruikt.
Waardering.
Het complex Afwateringskanaal is van algemeen belang. Het complex heeft cultuurhistorische waarden vanwege de directe relatie met de ontginning en sociaal-economische ontwikkeling van het Peelgebied en van de direct omliggende gemeenten. De complexonderdelen maken alle deel uit van het Afwateringskanaal tussen de Noordervaart en de Maas, dat als landschappelijke en geografische structuur reeds een historisch, 17de-eeuws element vormt. Het complex is tevens van belang als uitdrukking van de historische infrastructuur en de hiermee samenhangende ontwikkeling van de transportsector in het Limburgs Peelgebied. Verder is het complex, als voorbeeld van een kleinschalig negentiende eeuws scheepvaartkanaal, van belang voor de typologische ontwikkeling van waterbouwkundige werken van Waterstaat.
Het complex heeft waterbouwhistorische waarden vanwege het bijzondere belang voor de geschiedenis van de nationale waterbouwkunde. De complexonderdelen hebben ensemblewaarden als essentiële onderdelen van een historisch waterbouwkundig ensemble. Voor Limburg bezit het complex een grote zeldzaamheidswaarde op grond van de waterbouwhistorische en typologische zeldzaamheid. Daarnaast is het van belang vanwege de herkenbaar bewaard gebleven samenhang tussen de diverse complexonderdelen.
Eigenschappen
Functie | Hoofdcategorie | Subcategorie | Functietype | Is hoofdfunctie |
---|---|---|---|---|
Schutsluis | Weg- en waterbouwkundige werken | Waterkering en -doorlaat | oorspronkelijke functie | Ja |
Straat | Getal | Achtervoegsel | Postcode | Plaats | Locatie | Situatie | Is hoofdadres |
---|---|---|---|---|---|---|---|
Kanaaldijk | 3 | – | 5768 RE | Meijel | – | BY | Ja |
Kadastraal perceel | Kadastrale sectie | Kadastraal object | Appartement | Kadastrale gemeente |
---|---|---|---|---|
– | H | 2428 | – | Helden |
– | F | 791 | – | Meijel |
Start | Eind | Notitie | Beschrijving |
---|---|---|---|
1859 | 1861 | – | vervaardiging |
Name | Beroep | Notitie |
---|---|---|
Baudrihaye, J.L. ; Limburg | aannemer / uitvoerder | – |